vlot

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlot
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘drijvend plankier’ voor het eerst aangetroffen in 1485 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord vlot vlotten
verkleinwoord vlotje vlotjes

Zelfstandig naamwoord

vlot o

  1. een drijvende constructie
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vlot vlotter vlotst
verbogen vlotte vlottere vlotste
partitief vlots vlotters -

Bijvoeglijk naamwoord

vlot

  1. gemakkelijk, eenvoudig, zonder veel problemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
vlotten

vlot

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van vlotten
  2. gebiedende wijs van vlotten

Verwijzingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be