Naar inhoud springen

free

Uit WikiWoordenboek
stellend vergrotend overtreffend
free freer freest

free

  1. gratis
    «These newspapers are free
    Deze kranten zijn gratis.
  2. vrij
    «I am as free as a bird.»
    Ik ben zo vrij als een vogel.
  3. onbezet
    «This table is free
    Deze tafel is onbezet.

free

  1. bevrijden
    «He freed him from the cage.»
    Hij heeft hem bevrijd van de kooi.