vlotgaand

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlot·gaand
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen vlotgaand
verbogen vlotgaande
partitief vlotgaands

Bijvoeglijk naamwoord

vlotgaand

  1. weinig waterdiepte nodig hebbend om te kunnen varen
     Het rijk wil een tweede inspectievaartuig voor 't visserij toezicht op de Wadden laten bouwen; minister Mansholt is van mening, dat de inspectie op de Wadden en het toezicht op de mosselkwekerij onvoldoende worden uitgeoefend door gebrek aan contrólevaartuigen. Hij stelt in de toelichting bij een wetsontwerp tot wijziging van de begroting 1955 voor, op korte termijn over te gaan tot de bouw van een speciaal voor dit doel ingericht vlotgaand vaartuig.[3]

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 3 april 2022 Weblink bron
    I.M. Calisch, N.S. Calisch
    “Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal”, beschouwd als 1e druk van Van Dale (1864), H.C.A. Campagne, Tiel, p. 1499
  3. Bronlink geraadpleegd op 4 april 2022 Weblink bron Inspectievaartuig voor visserij op Wadden in: Leeuwarder Courant op Wikipedia, jrg. 204 nr. 265 (14 november 1955), Stichting Leeuwarder Courant 1947, Leeuwarden, p. 3 kol. 4
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be