vlotten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlot·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vlotten
vlotte
gevlot
zwak -t volledig

Werkwoord

vlotten

  1. voortgang maken
     Omdat Montebello, wie niets ontging, moet hebben gemerkt dat de conversatie niet wilde vlotten, begon hij uit zijn hoofd in het Frans poëzie te citeren, waarvan ik vermoedde dat het haar woorden waren.[2]
  2. voortdurend geleidelijk veranderen
  3. in de vorm van een vlot naar een andere plaats brengen
  4. drijven
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

de vlottenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vlot

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Middelnederlands

Werkwoord

vlotten

  1. drijven, varen
  2. vloeien
  3. over het water vervoeren
Overerving en ontlening