verdergaan/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van verdergaan
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		verdergaan			verder te gaan
	toekomend		zullen verdergaan verder zullen gaan			te zullen verdergaan verder te zullen gaan
voltooid	tegenwoordig		zijn verdergegaan			te zijn verdergegaan
	toekomend		verdergegaan zullen zijn			verdergegaan te zullen zijn
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	verdergaand		verdergegaan			ev. ga verder	mv. verouderd gaat verder	ga verder (bijzin) verderga
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	ga verder	gaat verder	gaat verder	gaat verder	gaat verder	gaan verder	gaan verder	gaan verder
verleden (o.v.t.)	ging verder	ging verder	ging verder	gingt verder	ging verder	gingen verder	gingen verder	gingen verder
toekomend (o.t.t.t.)	zal verdergaan	zult/zal verdergaan	zult/zal verdergaan	zult verdergaan	zal verdergaan	zullen verdergaan	zullen verdergaan	zullen verdergaan
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou verdergaan	zou verdergaan	zou(dt) verdergaan	zoudt verdergaan	zou verdergaan	zouden verdergaan	zouden verdergaan	zouden verdergaan
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	verderga	verdergaat	verdergaat	verdergaat	verdergaat	verdergaan	verdergaan	verdergaan
verleden (o.v.t.)	verderging	verderging	verderging	verdergingt	verderging	verdergingen	verdergingen	verdergingen
toekomend (o.t.t.t.)	zal verdergaan verder zal gaan	zult/zal verdergaan verder zult/zal gaan	zult/zal verdergaan verder zult/zal gaan	zult verdergaan verder zult gaan	zal verdergaan verder zal gaan	zullen verdergaan verder zullen gaan	zullen verdergaan verder zullen gaan	zullen verdergaan verder zullen gaan
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou verdergaan verder zou gaan	zou verdergaan verder zou gaan	zou(dt) verdergaan verder zou(dt) gaan	zoudt verdergaan verder zoudt gaan	zou verdergaan verder zou gaan	zouden verdergaan verder zouden gaan	zouden verdergaan verder zouden gaan	zouden verdergaan verder zouden gaan
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben verdergegaan	bent verdergegaan	bent/is verdergegaan	zijt verdergegaan	is verdergegaan	zijn verdergegaan	zijn verdergegaan	zijn verdergegaan
verleden (v.v.t.)	was verdergegaan	was verdergegaan	was verdergegaan	waart verdergegaan	was verdergegaan	waren verdergegaan	waren verdergegaan	waren verdergegaan
toekomend (v.t.t.t.)	zal verdergegaan zijn	zal/zult verdergegaan zijn	zult/zal verdergegaan zijn	zult verdergegaan zijn	zal verdergegaan zijn	zullen verdergegaan zijn	zullen verdergegaan zijn	zullen verdergegaan zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou verdergegaan zijn	zou verdergegaan zijn	zou/zoudt verdergegaan zijn	zoudt verdergegaan zijn	zou verdergegaan zijn	zouden verdergegaan zijn	zouden verdergegaan zijn	zouden verdergegaan zijn