va

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: v.a.VA, Va


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord va va's
verkleinwoord vaatje vaatjes

Zelfstandig naamwoord

de vam

  1. (familie) aanspreekvorm of benaming voor een mannelijke ouder
    • Haar va moest zich vreselijk voelen, verschrikkelijk, want hij zou nog wel altijd van moe houden. [2]
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

28 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Achterhoeks

Zelfstandig naamwoord

va

  1. (familie) vader; een mannelijke ouder
Schrijfwijzen
Synoniemen
Antoniemen


Fijiaans

Telwoord (hif)
0
1 11 10 100 103
2 12 20 200 106
3 13 30 300
4 14 40 400
5 15 50 500
6 16 60 600
7 17 70 700
8 18 80 800
9 19 90 900
Uitspraak

Hoofdtelwoord

va

  1. vier


Frans

Werkwoord

va

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aller


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

va

  1. (familie) vader; een mannelijke ouder
Schrijfwijzen
Synoniemen
Antoniemen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
ir

va

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van ir