uitkrijgen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van uitkrijgen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitkrijgen | uit te krijgen | ||||||||
toekomend | zullen uitkrijgen uit zullen krijgen |
te zullen uitkrijgen uit te zullen krijgen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben uitgekregen | te hebben uitgekregen | ||||||||
toekomend | uitgekregen zullen hebben | uitgekregen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
uitkrijgend | uitgekregen | ev. krijg uit |
mv. verouderd krijgt uit |
krijge uit (bijzin) uitkrijge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | krijg uit | krijgt uit | krijgt uit | krijgt uit | krijgt uit | krijgen uit | krijgen uit | krijgen uit | |||
verleden (o.v.t.) | kreeg uit | kreeg uit | kreeg uit | kreeg uit | kreeg uit | kregen uit | kregen uit | kregen uit | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitkrijgen | zult/zal uitkrijgen | zult/zal uitkrijgen | zult uitkrijgen | zal uitkrijgen | zullen uitkrijgen | zullen uitkrijgen | zullen uitkrijgen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitkrijgen | zou uitkrijgen | zou(dt) uitkrijgen | zoudt uitkrijgen | zou uitkrijgen | zouden uitkrijgen | zouden uitkrijgen | zouden uitkrijgen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | uitkrijg | uitkrijgt | uitkrijgt | uitkrijgt | uitkrijgt | uitkrijgen | uitkrijgen | uitkrijgen | |||
verleden (o.v.t.) | uitkreeg | uitkreeg | uitkreeg | uitkreeg | uitkreeg | uitkregen | uitkregen | uitkregen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitkrijgen uit zal krijgen |
zult/zal uitkrijgen uit zult/zal krijgen |
zult/zal uitkrijgen uit zult/zal krijgen |
zult uitkrijgen uit zult krijgen |
zal uitkrijgen uit zal krijgen |
zullen uitkrijgen uit zullen krijgen |
zullen uitkrijgen uit zullen krijgen |
zullen uitkrijgen uit zullen krijgen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitkrijgen uit zou krijgen |
zou uitkrijgen uit zou krijgen |
zou(dt) uitkrijgen uit zou(dt) krijgen |
zoudt uitkrijgen uit zoudt krijgen |
zou uitkrijgen uit zou krijgen |
zouden uitkrijgen uit zouden krijgen |
zouden uitkrijgen uit zouden krijgen |
zouden uitkrijgen uit zouden krijgen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb uitgekregen | hebt uitgekregen | hebt/heeft uitgekregen | hebt uitgekregen | heeft uitgekregen | hebben uitgekregen | hebben uitgekregen | hebben uitgekregen | |||
verleden (v.v.t.) | had uitgekregen | had uitgekregen | had uitgekregen | hadt uitgekregen | had uitgekregen | hadden uitgekregen | hadden uitgekregen | hadden uitgekregen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgekregen hebben | zal/zult uitgekregen hebben | zult/zal uitgekregen hebben | zult uitgekregen hebben | zal uitgekregen hebben | zullen uitgekregen hebben | zullen uitgekregen hebben | zullen uitgekregen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgekregen hebben | zou uitgekregen hebben | zou/zoudt uitgekregen hebben | zoudt uitgekregen hebben | zou uitgekregen hebben | zouden uitgekregen hebben | zouden uitgekregen hebben | zouden uitgekregen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm uitgekregen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt uitgekregen | er is uitgekregen | |||||||||
verleden | er werd uitgekregen | er was uitgekregen | |||||||||
toekomend | er zal uitgekregen worden | er zal uitgekregen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou uitgekregen worden | er zou uitgekregen zijn | |||||||||
lijdende vorm uitgekregen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | uitgekregen worden | uitgekregen te worden | ||||||||
toekomend | uitgekregen zullen worden | uitgekregen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | uitgekregen zijn | uitgekregen te zijn | ||||||||
toekomend | uitgekregen zullen zijn | uitgekregen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word uitgekregen | wordt uitgekregen | wordt uitgekregen | wordt uitgekregen | wordt uitgekregen | worden uitgekregen | worden uitgekregen | worden uitgekregen | |||
verleden (o.v.t.) | werd uitgekregen | werd uitgekregen | werd uitgekregen | werdt uitgekregen | werd uitgekregen | werden uitgekregen | werden uitgekregen | werden uitgekregen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal uitgekregen worden | zult uitgekregen worden | zult uitgekregen worden | zult uitgekregen worden | zal uitgekregen worden | zullen uitgekregen worden | zullen uitgekregen worden | zullen uitgekregen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou uitgekregen worden | zou uitgekregen worden | zou/zoudt uitgekregen worden | zoudt uitgekregen worden | zou uitgekregen worden | zouden uitgekregen worden | zouden uitgekregen worden | zouden uitgekregen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben uitgekregen | bent uitgekregen | bent/is uitgekregen | zijt uitgekregen | is uitgekregen | zijn uitgekregen | zijn uitgekregen | zijn uitgekregen | |||
verleden (v.v.t.) | was uitgekregen | was uitgekregen | was uitgekregen | waart uitgekregen | was uitgekregen | waren uitgekregen | waren uitgekregen | waren uitgekregen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal uitgekregen zijn | zult uitgekregen zijn | zult uitgekregen zijn | zult uitgekregen zijn | zal uitgekregen zijn | zullen uitgekregen zijn | zullen uitgekregen zijn | zullen uitgekregen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou uitgekregen zijn | zou uitgekregen zijn | zou/zoudt uitgekregen zijn | zoudt uitgekregen zijn | zou uitgekregen zijn | zouden uitgekregen zijn | zouden uitgekregen zijn | zouden uitgekregen zijn |