uitbreiden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitbreiden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- uit·brei·den
Woordherkomst en -opbouw
- leenvertaling van Duits ausbreiten; op te vatten als samenstellende afleiding van uit (bijwoord), breed (bijwoord) en met het achtervoegsel -en dat een werkwoord vormt, of een samenstelling van uit bw en breiden ww verouderd uit West-Vlaanderen "breder maken" [1], [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitbreiden |
breidde uit |
uitgebreid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
uitbreiden
- overgankelijk iets een groter oppervlak laten innemen
- Verder kunnen kinderen hun woordenschat uitbreiden door liedjes, rijmpjes en versjes.
- ▸ In de Grieks-en in de Rooms-Katholieke kerk werd hij vereerd. Reeds in de negende eeuw breidde zijn roem zich uit van Klein-Azië naar Italië en omstreeks het jaar duizend zelfs over de Alpen.[3]
Vertalingen
1. iets een groter oppervlak laten innemen
Gangbaarheid
- Het woord uitbreiden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "uitbreiden" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat
, p. 10
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %