bijwoord

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  bijwoord    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• bij·woord

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘adverbium’ voor het eerst aangetroffen in 1477
• samenstelling van  bij  en  woord 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	bijwoord	bijwoorden
verkleinwoord	bijwoordje	bijwoordjes

Zelfstandig naamwoord

bijwoord o

1. (taalkunde) een woord dat een bijvoeglijk naamwoord, een werkwoord, een telwoord of een ander bijwoord nader bepaalt

   • Wat is het bijwoord in deze zin? 
   • Een bijwoord kent geen vervoegingen. 
   • Hij werkte hard aan het harde beeld: hard is een bijwoord want gaat over werken, harde is vervoegd en gaat over cijfers en is dus een bijvoeglijk naamwoord. 

Synoniemen

• adverbium

Hyponiemen

• telbijwoord, voornaamwoordelijk bijwoord, voorzetselbijwoord

Afgeleide begrippen

• bijwoordelijk

Vertalingen

    1. een woord dat een bijvoeglijk naamwoord, een werkwoord, een telwoord of een ander bijwoord nader bepaalt   

Afrikaans: bywoord (af) Baskisch: adizlagun (eu), adberbio (eu) Catalaans: adverbi (ca) m Chinees: 副詞 (zh) Duits: Adverb (de) o, Umstandswort (de) o Engels: adverb (en) Esperanto: adverbo (eo) Fins: adverbi (fi) Frans: adverbe (fr) m Fries: bywurd (fy) o Grieks: επίρρημα (el) o Iers: dobhriathar (ga) m Interlingua: adverbio (ia) Italiaans: avverbio (it) m Japans: 副詞 (ja)

Latijn: adverbium (la) o Noors: adverb (no) o Nynorsk: adverb (nn) o Oudgrieks: ἐπίρρημα o Pools: przysłówek (pl) m Portugees: advérbio (pt) m Roemeens: adverb (ro) o Slowaaks: príslovka (sk) v Spaans: adverbio (es) m Tsjechisch: příslovce (cs) o, adverbium (cs) o Turks: belirteç (tr), zarf (tr) Volapük: ladvärb (vo) Zweeds: adverb (sv) o Waals: adviebe (wa) m

Gangbaarheid

• Het woord bijwoord staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bijwoord" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.