terugstelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van terugstelen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | terugstelen | terug te stelen | ||||||||
toekomend | zullen terugstelen terug zullen stelen |
te zullen terugstelen terug te zullen stelen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben teruggestolen | te hebben teruggestolen | ||||||||
toekomend | teruggestolen zullen hebben | teruggestolen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
terugstelend | teruggestolen | ev. steel terug |
mv. verouderd steelt terug |
stele terug (bijzin) terugstele | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | steel terug | steelt terug | steelt terug | steelt terug | steelt terug | stelen terug | stelen terug | stelen terug | |||
verleden (o.v.t.) | stal terug | stal terug | stal terug | staalt terug | stal terug | stalen terug | stalen terug | stalen terug | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugstelen | zult/zal terugstelen | zult/zal terugstelen | zult terugstelen | zal terugstelen | zullen terugstelen | zullen terugstelen | zullen terugstelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugstelen | zou terugstelen | zou(dt) terugstelen | zoudt terugstelen | zou terugstelen | zouden terugstelen | zouden terugstelen | zouden terugstelen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | terugsteel | terugsteelt | terugsteelt | terugsteelt | terugsteelt | terugstelen | terugstelen | terugstelen | |||
verleden (o.v.t.) | terugstal | terugstal | terugstal | terugstaalt | terugstal | terugstalen | terugstalen | terugstalen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal terugstelen terug zal stelen |
zult/zal terugstelen terug zult/zal stelen |
zult/zal terugstelen terug zult/zal stelen |
zult terugstelen terug zult stelen |
zal terugstelen terug zal stelen |
zullen terugstelen terug zullen stelen |
zullen terugstelen terug zullen stelen |
zullen terugstelen terug zullen stelen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou terugstelen terug zou stelen |
zou terugstelen terug zou stelen |
zou(dt) terugstelen terug zou(dt) stelen |
zoudt terugstelen terug zoudt stelen |
zou terugstelen terug zou stelen |
zouden terugstelen terug zouden stelen |
zouden terugstelen terug zouden stelen |
zouden terugstelen terug zouden stelen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb teruggestolen | hebt teruggestolen | hebt/heeft teruggestolen | hebt teruggestolen | heeft teruggestolen | hebben teruggestolen | hebben teruggestolen | hebben teruggestolen | |||
verleden (v.v.t.) | had teruggestolen | had teruggestolen | had teruggestolen | hadt teruggestolen | had teruggestolen | hadden teruggestolen | hadden teruggestolen | hadden teruggestolen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal teruggestolen hebben | zal/zult teruggestolen hebben | zult/zal teruggestolen hebben | zult teruggestolen hebben | zal teruggestolen hebben | zullen teruggestolen hebben | zullen teruggestolen hebben | zullen teruggestolen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou teruggestolen hebben | zou teruggestolen hebben | zou/zoudt teruggestolen hebben | zoudt teruggestolen hebben | zou teruggestolen hebben | zouden teruggestolen hebben | zouden teruggestolen hebben | zouden teruggestolen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm teruggestolen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt teruggestolen | er is teruggestolen | |||||||||
verleden | er werd teruggestolen | er was teruggestolen | |||||||||
toekomend | er zal teruggestolen worden | er zal teruggestolen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou teruggestolen worden | er zou teruggestolen zijn | |||||||||
lijdende vorm teruggestolen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | teruggestolen worden | teruggestolen te worden | ||||||||
toekomend | teruggestolen zullen worden | teruggestolen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | teruggestolen zijn | teruggestolen te zijn | ||||||||
toekomend | teruggestolen zullen zijn | teruggestolen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word teruggestolen | wordt teruggestolen | wordt teruggestolen | wordt teruggestolen | wordt teruggestolen | worden teruggestolen | worden teruggestolen | worden teruggestolen | |||
verleden (o.v.t.) | werd teruggestolen | werd teruggestolen | werd teruggestolen | werdt teruggestolen | werd teruggestolen | werden teruggestolen | werden teruggestolen | werden teruggestolen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal teruggestolen worden | zult teruggestolen worden | zult teruggestolen worden | zult teruggestolen worden | zal teruggestolen worden | zullen teruggestolen worden | zullen teruggestolen worden | zullen teruggestolen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou teruggestolen worden | zou teruggestolen worden | zou/zoudt teruggestolen worden | zoudt teruggestolen worden | zou teruggestolen worden | zouden teruggestolen worden | zouden teruggestolen worden | zouden teruggestolen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben teruggestolen | bent teruggestolen | bent/is teruggestolen | zijt teruggestolen | is teruggestolen | zijn teruggestolen | zijn teruggestolen | zijn teruggestolen | |||
verleden (v.v.t.) | was teruggestolen | was teruggestolen | was teruggestolen | waart teruggestolen | was teruggestolen | waren teruggestolen | waren teruggestolen | waren teruggestolen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal teruggestolen zijn | zult teruggestolen zijn | zult teruggestolen zijn | zult teruggestolen zijn | zal teruggestolen zijn | zullen teruggestolen zijn | zullen teruggestolen zijn | zullen teruggestolen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou teruggestolen zijn | zou teruggestolen zijn | zou/zoudt teruggestolen zijn | zoudt teruggestolen zijn | zou teruggestolen zijn | zouden teruggestolen zijn | zouden teruggestolen zijn | zouden teruggestolen zijn |