stommeling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stom·me·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stommeling stommelingen
verkleinwoord stommelingetje stommelingetjes

Zelfstandig naamwoord

de stommelingm

  1. (pejoratief) een dom persoon
  2. (pejoratief) iemand die domme dingen doet
    • Laat je toch niet in met die stommelingen! 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen