stiekem

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stie·kem
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen stiekem stiekemer stiekemst
verbogen stiekeme stiekemere stiekemste
partitief stiekems stiekemers -

Bijvoeglijk naamwoord

stiekem

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) stil, heimelijk
     Hij vertelde dat vorig jaar een vrouw stiekem een uur op zijn telefoon naar Europa had gebeld waardoor hij een maand later een rekening van meer dan 150 dollar dollar had gekregen. Dat wilde hij niet nog een keer meemaken.[4]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijwoord

stiekem

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) in het geniep, op onderhandse wijze
    • Ze hadden stiekem een punaise op zijn stoel gelegd. 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen