service

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ser·vice
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bediening’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord service services
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de servicem

  1. (horeca) bediening, diensten ten behoeve van de klanten
    • De service in dit hotel is erg goed. 
  2. (sport) het de lucht inspelen van de bal om deze zo in het spel te brengen
    • De tegenstander liet de bal uitgaan en zo kreeg hij de service. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • ser·vice
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse woord sorbus.
enkelvoud meervoud
service services

Zelfstandig naamwoord

service

  1. service
  2. (religie) dienst, eredienst, godsdienstoefening, kerkdienst, religieuze plechtigheid
    «Her family service will be held at the Mangere PIPC Church, Buckland Road Mangere, tonight (Wednesday) at 7pm.»
    Haar familiaire dienst zal in de Mangere PIPC Church, Buckland Road Mangere, vanavond (woensdag) om zeven uur gehouden worden.
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2]: burial service
uitvaart
  • [2]: family service
kerkdienst in familiekring


Frans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  service     le service     services     les services  

Zelfstandig naamwoord

service m

  1. service, bediening