bediening
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·die·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bediening | bedieningen |
verkleinwoord | bedieninkje | bedieninkjes |
Zelfstandig naamwoord
- de groep van personen die eten en of drinken brengen in een horecagelegenheid
- Mijn zus werkt in de bediening bij een chic restaurant.
- ▸ ‘Bij toeval kregen we hier allebei een beter betaald baantje aangeboden. Zij in de bediening en ik in de animatie. ’[2]
- het bedienen van een apparaat
- ambt, post of kerkelijke functie
- het toedienen van de sacramenten der zieken, zalving
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. de groep van personen die eten en of drinken brengen in een horecagelegenheid
4. het toedienen van de sacramenten
Gangbaarheid
- Het woord bediening staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bediening" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be