servicebeurt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ser·vice·beurt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | servicebeurt | servicebeurten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- de keer dat men een apparaat, machine of auto laat onderhouden
- Mijn auto moest voor de jaarlijkse servicebeurt naar de garage.
- ▸ Directe aanleiding waren de lange wachttijden voor een servicebeurt. Technici werkten al hard en uitbreiden van de werkplaats zou te veel kosten.[2]
- (sport) de keer dat een sporter bij tennis, volleybal of een andere sport de opslag heeft
- Een tennisser wint vaak zijn servicebeurt.
- ▸ In een partij waarin een servicebeurt weinig waarde had, verzilverde Bertens liefst zeven van haar acht breekpunten. Bij een 3-3 stand moest ze zich even aan haar enkel laten behandelen, maar vervolgens won ze vijf games op rij.[3]
Synoniemen
- [1] onderhoudsbeurt
Gangbaarheid
- Het woord servicebeurt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ servicebeurt op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Rolien Creton“Twee uur minder werken op een dag loont voor Zweedse bedrijven” (09-10-2016), NOS
- ↑ Weblink bron “Bertens naar tweede ronde in Miami” (23-03-2016), NOS