servicebeurt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ser·vice·beurt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord servicebeurt servicebeurten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de servicebeurtv / m

  1. de keer dat men een apparaat, machine of auto laat onderhouden
    • Mijn auto moest voor de jaarlijkse servicebeurt naar de garage. 
     Directe aanleiding waren de lange wachttijden voor een servicebeurt. Technici werkten al hard en uitbreiden van de werkplaats zou te veel kosten.[2]
  2. (sport) de keer dat een sporter bij tennis, volleybal of een andere sport de opslag heeft
    • Een tennisser wint vaak zijn servicebeurt. 
     In een partij waarin een servicebeurt weinig waarde had, verzilverde Bertens liefst zeven van haar acht breekpunten. Bij een 3-3 stand moest ze zich even aan haar enkel laten behandelen, maar vervolgens won ze vijf games op rij.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. servicebeurt op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron
    Rolien Creton
    “Twee uur minder werken op een dag loont voor Zweedse bedrijven” (09-10-2016), NOS
  3. Bronlink Weblink bron “Bertens naar tweede ronde in Miami” (23-03-2016), NOS