schteeniche

Uit WikiWoordenboek

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • schtee·ni·che

Bijvoeglijk naamwoord

schteeniche

  1. bepaald datief enkelvoud stellende trap van schteenich

schteeniche

  1. onbepaald datief enkelvoud stellende trap van schteenich

schteeniche

  1. meervoud stellende trap van schteenich
vervoeging
tegenwoordige tijd, aantonende wijs, bedrijvende vorm
hele vervoeging zie schteeniche/vervoeging
onbepaalde
wijs
schteeniche
verleden
tijd
(er) hot gschteenicht
voltooid
deelwoord
gschteenicht
enkelvoud meervoud
1e persoon ich schteenich mir / mer schteeniche
2e persoon du schteenichscht dihr / der
dihr / der
dihr / der
ihr / er
ihr / er
nihr / ner
schteenicht
schteeniche
schteenichet
schteeniche
schteenicht
schteeniche
3e persoon er schteenicht sie schteeniche
sie schteenicht
es schteenicht

Werkwoord

schteeniche

  1. overgankelijk, (juridisch) stenigen (doden)
  2. overgankelijk stenen naar iemand gooien
Verwante begrippen
Opmerkingen

Werkwoord

schteeniche

  1. eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van schteeniche

schteeniche

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van schteeniche
Schrijfwijzen

schteeniche

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van schteeniche