schoonheid
Uiterlijk
- Geluid: schoonheid (hulp, bestand)
- IPA: /'sxon.ɦɛjt/
- schoon·heid
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | schoonheid | - |
verkleinwoord | - | - |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | schoonheid | schoonheden |
verkleinwoord | schoonheidje | schoonheidjes |
- de hoedanigheid prachtig en aantrekkelijk te zijn
- ▸ Ik begon de schoonheid om mij heen weer te zien en de prachtige uitzichten te waarderen en bijna als vanouds sprong ik in elk meertje dat ik tegenkwam.[2]
- iemand (in het bijzonder een vrouw) die schoonheid bezit
- [1] lelijkheid
|
1. de hoedanigheid prachtig en aantrekkelijk te zijn
|
|
- Het woord schoonheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schoonheid" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -heid in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Dubbele betekenis in het Nederlands