Naar inhoud springen

schoonheid

Uit WikiWoordenboek
  • schoon·heid
1 enkelvoud meervoud
naamwoord schoonheid -
verkleinwoord - -
2 enkelvoud meervoud
naamwoord schoonheid schoonheden
verkleinwoord schoonheidje schoonheidjes

de schoonheidv [1]

  1. de hoedanigheid prachtig en aantrekkelijk te zijn
     Ik begon de schoonheid om mij heen weer te zien en de prachtige uitzichten te waarderen en bijna als vanouds sprong ik in elk meertje dat ik tegenkwam.[2]
  2. iemand (in het bijzonder een vrouw) die schoonheid bezit
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be