sandwich

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
[1] Twee sandwiches met kip en sla.
[2] Belgische sandwiches

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sand·wich
Woordherkomst en -opbouw
  • van Engels sandwich, een eponiem genoemd naar die belegde sneetjes brood gebruikte om het kaartspelen niet te hoeven onderbreken voor een maaltijd, in de betekenis van ‘twee sneetjes brood met beleg’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sandwich sandwiches
verkleinwoord sandwichje sandwichjes

Zelfstandig naamwoord

sandwich m

  1. (voeding) twee sneetjes brood met beleg ertussen
    • Een sandwich met tonijn. 
  2. (voeding) Belgisch bakkerijproduct
    • De sandwich is een langwerpig lichtzoet broodje, je kunt het zowel zoet als hartig beleggen. 
  3. (seksualiteit) tijdens een geslachtsgemeenschap voor drieën ingenomen positie, waarbij de betreffende persoon tussen de twee anderen in ligt
    • De kleinere man zag dat het niet meer een sandwich zou worden, en bleef toen helemaal slap.[2] 
  4. (figuurlijk) situatie waarbij men klem zit
    • In de sandwich zitten. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
sandwich sandwiches

Zelfstandig naamwoord

sandwich

  1. sandwich
Hyponiemen