rondkijken/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van rondkijken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | rondkijken | rond te kijken | ||||||
toekomend | zullen rondkijken rond zullen kijken |
te zullen rondkijken rond te zullen kijken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben rondgekeken | te hebben rondgekeken | ||||||
toekomend | rondgekeken zullen hebben | rondgekeken te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
rondkijkend | rondgekeken | ev. kijk rond |
mv. verouderd kijkt rond |
kijke rond (bijzin) rondkijke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | kijk rond | kijkt rond | kijkt rond | kijkt rond | kijkt rond | kijken rond | kijken rond | kijken rond | |
verleden (o.v.t.) | keek rond | keek rond | keek rond | keekt rond | keek rond | keken rond | keken rond | keken rond | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal rondkijken | zult/zal rondkijken | zult/zal rondkijken | zult rondkijken | zal rondkijken | zullen rondkijken | zullen rondkijken | zullen rondkijken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rondkijken | zou rondkijken | zou(dt) rondkijken | zoudt rondkijken | zou rondkijken | zouden rondkijken | zouden rondkijken | zouden rondkijken | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | rondkijk | rondkijkt | rondkijkt | rondkijkt | rondkijkt | rondkijken | rondkijken | rondkijken | |
verleden (o.v.t.) | rondkeek | rondkeek | rondkeek | rondkeekt | rondkeek | rondkeken | rondkeken | rondkeken | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal rondkijken rond zal kijken |
zult/zal rondkijken rond zult/zal kijken |
zult/zal rondkijken rond zult/zal kijken |
zult rondkijken rond zult kijken |
zal rondkijken rond zal kijken |
zullen rondkijken rond zullen kijken |
zullen rondkijken rond zullen kijken |
zullen rondkijken rond zullen kijken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou rondkijken rond zou kijken |
zou rondkijken rond zou kijken |
zou(dt) rondkijken rond zou(dt) kijken |
zoudt rondkijken rond zoudt kijken |
zou rondkijken rond zou kijken |
zouden rondkijken rond zouden kijken |
zouden rondkijken rond zouden kijken |
zouden rondkijken rond zouden kijken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb rondgekeken | hebt rondgekeken | hebt/heeft rondgekeken | hebt rondgekeken | heeft rondgekeken | hebben rondgekeken | hebben rondgekeken | hebben rondgekeken | |
verleden (v.v.t.) | had rondgekeken | had rondgekeken | had rondgekeken | hadt rondgekeken | had rondgekeken | hadden rondgekeken | hadden rondgekeken | hadden rondgekeken | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal rondgekeken hebben | zal/zult rondgekeken hebben | zult/zal rondgekeken hebben | zult rondgekeken hebben | zal rondgekeken hebben | zullen rondgekeken hebben | zullen rondgekeken hebben | zullen rondgekeken hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou rondgekeken hebben | zou rondgekeken hebben | zou/zoudt rondgekeken hebben | zoudt rondgekeken hebben | zou rondgekeken hebben | zouden rondgekeken hebben | zouden rondgekeken hebben | zouden rondgekeken hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm rondgekeken worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt rondgekeken | er is rondgekeken | |||||||
verleden | er werd rondgekeken | er was rondgekeken | |||||||
toekomend | er zal rondgekeken worden | er zal rondgekeken zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou rondgekeken worden | er zou rondgekeken zijn |