ribonucleïnezuur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ri·bo·nu·cle·i·ne·zuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ribonucleïnezuur ribonucleïnezuren
verkleinwoord ribonucleïnezuurtje ribonucleïnezuurtjes

Zelfstandig naamwoord

het ribonucleïnezuuro

  1. (biochemie) ribose bevattend nucleïnezuur, één van drie macromoleculen die essentieel zijn voor alle bekende levensvormen
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be