relayeren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van relayeren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		relayeren			te relayeren
	toekomend		zullen relayeren			te zullen relayeren
voltooid	tegenwoordig		hebben gerelayeerd			te hebben gerelayeerd
	toekomend		gerelayeerd zullen hebben			gerelayeerd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	relayerend		gerelayeerd			ev. relayeer	mv. verouderd relayeert	relayere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	relayeer	relayeert	relayeert	relayeert	relayeert	relayeren	relayeren	relayeren
verleden (o.v.t.)	relayeerde	relayeerde	relayeerde	relayeerde	relayeerde	relayeerden	relayeerden	relayeerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal relayeren	zult/zal relayeren	zult/zal relayeren	zult relayeren	zal relayeren	zullen relayeren	zullen relayeren	zullen relayeren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou relayeren	zou relayeren	zou(dt) relayeren	zoudt relayeren	zou relayeren	zouden relayeren	zouden relayeren	zouden relayeren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gerelayeerd	hebt gerelayeerd	hebt/heeft gerelayeerd	hebt gerelayeerd	heeft gerelayeerd	hebben gerelayeerd	hebben gerelayeerd	hebben gerelayeerd
verleden (v.v.t.)	had gerelayeerd	had gerelayeerd	had gerelayeerd	hadt gerelayeerd	had gerelayeerd	hadden gerelayeerd	hadden gerelayeerd	hadden gerelayeerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gerelayeerd hebben	zal/zult gerelayeerd hebben	zult/zal gerelayeerd hebben	zult gerelayeerd hebben	zal gerelayeerd hebben	zullen gerelayeerd hebben	zullen gerelayeerd hebben	zullen gerelayeerd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gerelayeerd hebben	zou gerelayeerd hebben	zou/zoudt gerelayeerd hebben	zoudt gerelayeerd hebben	zou gerelayeerd hebben	zouden gerelayeerd hebben	zouden gerelayeerd hebben	zouden gerelayeerd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gerelayeerd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gerelayeerd				er is gerelayeerd
verleden	er werd gerelayeerd				er was gerelayeerd
toekomend	er zal gerelayeerd worden				er zal gerelayeerd zijn
voorwaardelijk	er zou gerelayeerd worden				er zou gerelayeerd zijn
lijdende vorm gerelayeerd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gerelayeerd worden			gerelayeerd te worden
	toekomend		gerelayeerd zullen worden			gerelayeerd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		gerelayeerd zijn			gerelayeerd te zijn
	toekomend		gerelayeerd zullen zijn			gerelayeerd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word gerelayeerd	wordt gerelayeerd	wordt gerelayeerd	wordt gerelayeerd	wordt gerelayeerd	worden gerelayeerd	worden gerelayeerd	worden gerelayeerd
verleden (o.v.t.)	werd gerelayeerd	werd gerelayeerd	werd gerelayeerd	werdt gerelayeerd	werd gerelayeerd	werden gerelayeerd	werden gerelayeerd	werden gerelayeerd
toekomend (o.t.t.t.)	zal gerelayeerd worden	zult gerelayeerd worden	zult gerelayeerd worden	zult gerelayeerd worden	zal gerelayeerd worden	zullen gerelayeerd worden	zullen gerelayeerd worden	zullen gerelayeerd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou gerelayeerd worden	zou gerelayeerd worden	zou/zoudt gerelayeerd worden	zoudt gerelayeerd worden	zou gerelayeerd worden	zouden gerelayeerd worden	zouden gerelayeerd worden	zouden gerelayeerd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben gerelayeerd	bent gerelayeerd	bent/is gerelayeerd	zijt gerelayeerd	is gerelayeerd	zijn gerelayeerd	zijn gerelayeerd	zijn gerelayeerd
verleden (v.v.t.)	was gerelayeerd	was gerelayeerd	was gerelayeerd	waart gerelayeerd	was gerelayeerd	waren gerelayeerd	waren gerelayeerd	waren gerelayeerd
toekomend (v.t.t.t.)	zal gerelayeerd zijn	zult gerelayeerd zijn	zult gerelayeerd zijn	zult gerelayeerd zijn	zal gerelayeerd zijn	zullen gerelayeerd zijn	zullen gerelayeerd zijn	zullen gerelayeerd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gerelayeerd zijn	zou gerelayeerd zijn	zou/zoudt gerelayeerd zijn	zoudt gerelayeerd zijn	zou gerelayeerd zijn	zouden gerelayeerd zijn	zouden gerelayeerd zijn	zouden gerelayeerd zijn