recommanderen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van recommanderen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | recommanderen | te recommanderen | ||||||||
toekomend | zullen recommanderen | te zullen recommanderen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gerecommandeerd | te hebben gerecommandeerd | ||||||||
toekomend | gerecommandeerd zullen hebben | gerecommandeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
recommanderend | gerecommandeerd | ev. recommandeer |
mv. verouderd recommandeert |
recommandere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | recommandeer | recommandeert | recommandeert | recommandeert | recommandeert | recommanderen | recommanderen | recommanderen | |||
verleden (o.v.t.) | recommandeerde | recommandeerde | recommandeerde | recommandeerde | recommandeerde | recommandeerden | recommandeerden | recommandeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal recommanderen | zult/zal recommanderen | zult/zal recommanderen | zult recommanderen | zal recommanderen | zullen recommanderen | zullen recommanderen | zullen recommanderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou recommanderen | zou recommanderen | zou(dt) recommanderen | zoudt recommanderen | zou recommanderen | zouden recommanderen | zouden recommanderen | zouden recommanderen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gerecommandeerd | hebt gerecommandeerd | hebt/heeft gerecommandeerd | hebt gerecommandeerd | heeft gerecommandeerd | hebben gerecommandeerd | hebben gerecommandeerd | hebben gerecommandeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gerecommandeerd | had gerecommandeerd | had gerecommandeerd | hadt gerecommandeerd | had gerecommandeerd | hadden gerecommandeerd | hadden gerecommandeerd | hadden gerecommandeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gerecommandeerd hebben | zal/zult gerecommandeerd hebben | zult/zal gerecommandeerd hebben | zult gerecommandeerd hebben | zal gerecommandeerd hebben | zullen gerecommandeerd hebben | zullen gerecommandeerd hebben | zullen gerecommandeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gerecommandeerd hebben | zou gerecommandeerd hebben | zou/zoudt gerecommandeerd hebben | zoudt gerecommandeerd hebben | zou gerecommandeerd hebben | zouden gerecommandeerd hebben | zouden gerecommandeerd hebben | zouden gerecommandeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gerecommandeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gerecommandeerd | er is gerecommandeerd | |||||||||
verleden | er werd gerecommandeerd | er was gerecommandeerd | |||||||||
toekomend | er zal gerecommandeerd worden | er zal gerecommandeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gerecommandeerd worden | er zou gerecommandeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gerecommandeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gerecommandeerd worden | gerecommandeerd te worden | ||||||||
toekomend | gerecommandeerd zullen worden | gerecommandeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gerecommandeerd zijn | gerecommandeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gerecommandeerd zullen zijn | gerecommandeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gerecommandeerd | wordt gerecommandeerd | wordt gerecommandeerd | wordt gerecommandeerd | wordt gerecommandeerd | worden gerecommandeerd | worden gerecommandeerd | worden gerecommandeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gerecommandeerd | werd gerecommandeerd | werd gerecommandeerd | werdt gerecommandeerd | werd gerecommandeerd | werden gerecommandeerd | werden gerecommandeerd | werden gerecommandeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gerecommandeerd worden | zult gerecommandeerd worden | zult gerecommandeerd worden | zult gerecommandeerd worden | zal gerecommandeerd worden | zullen gerecommandeerd worden | zullen gerecommandeerd worden | zullen gerecommandeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gerecommandeerd worden | zou gerecommandeerd worden | zou/zoudt gerecommandeerd worden | zoudt gerecommandeerd worden | zou gerecommandeerd worden | zouden gerecommandeerd worden | zouden gerecommandeerd worden | zouden gerecommandeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gerecommandeerd | bent gerecommandeerd | bent/is gerecommandeerd | zijt gerecommandeerd | is gerecommandeerd | zijn gerecommandeerd | zijn gerecommandeerd | zijn gerecommandeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gerecommandeerd | was gerecommandeerd | was gerecommandeerd | waart gerecommandeerd | was gerecommandeerd | waren gerecommandeerd | waren gerecommandeerd | waren gerecommandeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gerecommandeerd zijn | zult gerecommandeerd zijn | zult gerecommandeerd zijn | zult gerecommandeerd zijn | zal gerecommandeerd zijn | zullen gerecommandeerd zijn | zullen gerecommandeerd zijn | zullen gerecommandeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gerecommandeerd zijn | zou gerecommandeerd zijn | zou/zoudt gerecommandeerd zijn | zoudt gerecommandeerd zijn | zou gerecommandeerd zijn | zouden gerecommandeerd zijn | zouden gerecommandeerd zijn | zouden gerecommandeerd zijn |