prior

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pri·or
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kloosteroverste’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord prior priors
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

prior m [3]

  1. (religie) kloosteroverste in verscheidene kloosters die geen abdij zijn. (in laatstgenoemd geval is de prior de onderoverste van een klooster, onder de abt)
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

78 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen