popo

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

• Geluid:  [A] pópo    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈpopo / (2 lettergrepen)
• Geluid:  [B] popó    (hulp, bestand)
  • IPA: / poˈpo / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• po·po

Woordherkomst en -opbouw

• [A] van Engels popo, op te vatten als (verkorting) met reduplicatie van politie
• [B] via Limburgs popo van Duits Popo

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	popo	popo's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

[A] de pópo m

1. (straattaal) politieagent

   ▸ Hij staart de dood in de ogen maar wordt gelukkig gered door de plaatselijke politie. John is zo onder de indruk dat hij besluit zijn leven om te gooien en een popo te worden.

   ▸ Dennis begint te tieren over ‘een popo in de bosjes’ die hem een ‘boete van ruim zestig euro in de maag splitste’.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	popo	-
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

[A] de pópo v / m

1. (straattaal) politie

   ▸ We denken allemaal hetzelfde: dat is geen politie. De popo klopt niet aan. Die beukt de deur in. Die komt schreeuwend binnen met een schijnwerper en het geweer in de aanslag.

   ▸ Maar toen de politie arriveerde had niet iedereen tijdig kunnen vluchten. Na kreten van 'O shit! De popo! De popo!' waren Robbies vrienden over een hek gesprongen en hadden zich rennend over de heuvels in veiligheid gebracht.

   ▸ Te veel nachtwerk op dezelfde locatie gaf de popo, zoals Sebastien de politie noemde, te veel aanleiding om te snuffelen.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	popo	popo's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

[B] de popó m

1. (informeel) (anatomie) bolling gevormd door spieren en vetlaag aan de achterkant van het bekken, boven de benen maar onder de rug

   ▸ Het meisje worstelde voor wat zij waard was, haar handen en armen bewogen echter toch sierlijk en wat traag, als flikflooiden zij onder water, wat de jongeman blijkbaar geheel buiten zinnen bracht, want plotseling sloeg hij beide armen om haar taille en zwaaide haar, beide grijphanden stevig in haar popo gegroefd in het rond, zodat haar haren losschoten en door de lucht golfden en haar voeten nu en dan de grond verlieten en zwaaiden en trappelden in de boslucht.

   ▸ De mannen lijken in de schemer met hun halfgebogen armen boven het hoofd, of tot op de schouders teruggetrokken handen, met hun naar achteren gestoken popo's konijntjes, kangeroe's, die klaar staan hun sprong te nemen.

Synoniemen

• achterste, bips, zitvlak

Gangbaarheid

• Het woord popo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Engels

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

popo m

1. (spreektaal) (VS, Californië) politieagent

Frans

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

popo m

1. (spreektaal) poep
2. (spreektaal) hasj

   «Y avait du popo en masse.»

   Er was hasj in overvloed.

Spaans

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

popó m

1. (kindertaal) (Latijns-Amerika) poep
2. (kindertaal) (Chili) bips

Verwijzingen

• popo in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española