politieagent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·li·tie·agent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord politieagent politieagenten
verkleinwoord politieagentje politieagentjes

Zelfstandig naamwoord

de politieagentm

  1. (ordehandhaving) (beroep) een persoon die belast is met hulpverlening en met de handhaving van de openbare orde en veiligheid
    • De politieagent bracht het weggelopen kind terug naar zijn ouders. 
     We kregen al snel een lift naar de weg waar ik vijf dagen geleden door de politieagent werd opgepikt.[1]
     Ik liep er wat dichter naartoe om te zien wat er aan de hand was en zag twee Park Rangers, federale politieagenten met verstrekkende bevoegdheden.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be