overbouwen/vervoeging
óverbouwen[bewerken]
vervoeging van de bedrijvende vorm van overbouwen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overbouwen | over te bouwen | ||||||||
toekomend | zullen overbouwen over zullen bouwen |
te zullen overbouwen over te zullen bouwen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn overgebouwd | te zijn overgebouwd | ||||||||
toekomend | overgebouwd zullen zijn | overgebouwd te zullen zijn | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overbouwend | overgebouwd | ev. bouw over |
mv. verouderd bouwt over |
bouwe over (bijzin) overbouwe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | bouw over | bouwt over | bouwt over | bouwt over | bouwt over | bouwen over | bouwen over | bouwen over | |||
verleden (o.v.t.) | bouwde over | bouwde over | bouwde over | bouwde over | bouwde over | bouwden over | bouwden over | bouwden over | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overbouwen | zult/zal overbouwen | zult/zal overbouwen | zult overbouwen | zal overbouwen | zullen overbouwen | zullen overbouwen | zullen overbouwen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overbouwen | zou overbouwen | zou(dt) overbouwen | zoudt overbouwen | zou overbouwen | zouden overbouwen | zouden overbouwen | zouden overbouwen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | overbouw | overbouwt | overbouwt | overbouwt | overbouwt | overbouwen | overbouwen | overbouwen | |||
verleden (o.v.t.) | overbouwde | overbouwde | overbouwde | overbouwde | overbouwde | overbouwden | overbouwden | overbouwden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overbouwen over zal bouwen |
zult/zal overbouwen over zult/zal bouwen |
zult/zal overbouwen over zult/zal bouwen |
zult overbouwen over zult bouwen |
zal overbouwen over zal bouwen |
zullen overbouwen over zullen bouwen |
zullen overbouwen over zullen bouwen |
zullen overbouwen over zullen bouwen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overbouwen over zou bouwen |
zou overbouwen over zou bouwen |
zou(dt) overbouwen over zou(dt) bouwen |
zoudt overbouwen over zoudt bouwen |
zou overbouwen over zou bouwen |
zouden overbouwen over zouden bouwen |
zouden overbouwen over zouden bouwen |
zouden overbouwen over zouden bouwen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overgebouwd | bent overgebouwd | bent/is overgebouwd | zijt overgebouwd | is overgebouwd | zijn overgebouwd | zijn overgebouwd | zijn overgebouwd | |||
verleden (v.v.t.) | was overgebouwd | was overgebouwd | was overgebouwd | waart overgebouwd | was overgebouwd | waren overgebouwd | waren overgebouwd | waren overgebouwd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgebouwd zijn | zal/zult overgebouwd zijn | zult/zal overgebouwd zijn | zult overgebouwd zijn | zal overgebouwd zijn | zullen overgebouwd zijn | zullen overgebouwd zijn | zullen overgebouwd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgebouwd zijn | zou overgebouwd zijn | zou/zoudt overgebouwd zijn | zoudt overgebouwd zijn | zou overgebouwd zijn | zouden overgebouwd zijn | zouden overgebouwd zijn | zouden overgebouwd zijn | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overgebouwd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overgebouwd | er is overgebouwd | |||||||||
verleden | er werd overgebouwd | er was overgebouwd | |||||||||
toekomend | er zal overgebouwd worden | er zal overgebouwd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overgebouwd worden | er zou overgebouwd zijn | |||||||||
lijdende vorm overgebouwd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overgebouwd worden | overgebouwd te worden | ||||||||
toekomend | overgebouwd zullen worden | overgebouwd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overgebouwd zijn | overgebouwd te zijn | ||||||||
toekomend | overgebouwd zullen zijn | overgebouwd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overgebouwd | wordt overgebouwd | wordt overgebouwd | wordt overgebouwd | wordt overgebouwd | worden overgebouwd | worden overgebouwd | worden overgebouwd | |||
verleden (o.v.t.) | werd overgebouwd | werd overgebouwd | werd overgebouwd | werdt overgebouwd | werd overgebouwd | werden overgebouwd | werden overgebouwd | werden overgebouwd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overgebouwd worden | zult overgebouwd worden | zult overgebouwd worden | zult overgebouwd worden | zal overgebouwd worden | zullen overgebouwd worden | zullen overgebouwd worden | zullen overgebouwd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overgebouwd worden | zou overgebouwd worden | zou/zoudt overgebouwd worden | zoudt overgebouwd worden | zou overgebouwd worden | zouden overgebouwd worden | zouden overgebouwd worden | zouden overgebouwd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overgebouwd | bent overgebouwd | bent/is overgebouwd | zijt overgebouwd | is overgebouwd | zijn overgebouwd | zijn overgebouwd | zijn overgebouwd | |||
verleden (v.v.t.) | was overgebouwd | was overgebouwd | was overgebouwd | waart overgebouwd | was overgebouwd | waren overgebouwd | waren overgebouwd | waren overgebouwd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overgebouwd zijn | zult overgebouwd zijn | zult overgebouwd zijn | zult overgebouwd zijn | zal overgebouwd zijn | zullen overgebouwd zijn | zullen overgebouwd zijn | zullen overgebouwd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overgebouwd zijn | zou overgebouwd zijn | zou/zoudt overgebouwd zijn | zoudt overgebouwd zijn | zou overgebouwd zijn | zouden overgebouwd zijn | zouden overgebouwd zijn | zouden overgebouwd zijn |
overbóúwen[bewerken]
vervoeging van de bedrijvende vorm van overbouwen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overbouwen | te overbouwen | ||||||||
toekomend | zullen overbouwen | te zullen overbouwen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn overbouwd | te zijn overbouwd | ||||||||
toekomend | overbouwd zullen zijn | overbouwd te zullen zijn | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
overbouwend | overbouwd | ev. overbouw |
mv. verouderd overbouwt |
overbouwe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | overbouw | overbouwt | overbouwt | overbouwt | overbouwt | overbouwen | overbouwen | overbouwen | |||
verleden (o.v.t.) | overbouwde | overbouwde | overbouwde | overbouwde | overbouwde | overbouwden | overbouwden | overbouwden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overbouwen | zult/zal overbouwen | zult/zal overbouwen | zult overbouwen | zal overbouwen | zullen overbouwen | zullen overbouwen | zullen overbouwen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overbouwen | zou overbouwen | zou(dt) overbouwen | zoudt overbouwen | zou overbouwen | zouden overbouwen | zouden overbouwen | zouden overbouwen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overbouwd | bent overbouwd | bent/is overbouwd | zijt overbouwd | is overbouwd | zijn overbouwd | zijn overbouwd | zijn overbouwd | |||
verleden (v.v.t.) | was overbouwd | was overbouwd | was overbouwd | waart overbouwd | was overbouwd | waren overbouwd | waren overbouwd | waren overbouwd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overbouwd zijn | zal/zult overbouwd zijn | zult/zal overbouwd zijn | zult overbouwd zijn | zal overbouwd zijn | zullen overbouwd zijn | zullen overbouwd zijn | zullen overbouwd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overbouwd zijn | zou overbouwd zijn | zou/zoudt overbouwd zijn | zoudt overbouwd zijn | zou overbouwd zijn | zouden overbouwd zijn | zouden overbouwd zijn | zouden overbouwd zijn | |||
onpersoonlijke lijdende vorm overbouwd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt overbouwd | er is overbouwd | |||||||||
verleden | er werd overbouwd | er was overbouwd | |||||||||
toekomend | er zal overbouwd worden | er zal overbouwd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou overbouwd worden | er zou overbouwd zijn | |||||||||
lijdende vorm overbouwd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | overbouwd worden | overbouwd te worden | ||||||||
toekomend | overbouwd zullen worden | overbouwd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | overbouwd zijn | overbouwd te zijn | ||||||||
toekomend | overbouwd zullen zijn | overbouwd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word overbouwd | wordt overbouwd | wordt overbouwd | wordt overbouwd | wordt overbouwd | worden overbouwd | worden overbouwd | worden overbouwd | |||
verleden (o.v.t.) | werd overbouwd | werd overbouwd | werd overbouwd | werdt overbouwd | werd overbouwd | werden overbouwd | werden overbouwd | werden overbouwd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal overbouwd worden | zult overbouwd worden | zult overbouwd worden | zult overbouwd worden | zal overbouwd worden | zullen overbouwd worden | zullen overbouwd worden | zullen overbouwd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou overbouwd worden | zou overbouwd worden | zou/zoudt overbouwd worden | zoudt overbouwd worden | zou overbouwd worden | zouden overbouwd worden | zouden overbouwd worden | zouden overbouwd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben overbouwd | bent overbouwd | bent/is overbouwd | zijt overbouwd | is overbouwd | zijn overbouwd | zijn overbouwd | zijn overbouwd | |||
verleden (v.v.t.) | was overbouwd | was overbouwd | was overbouwd | waart overbouwd | was overbouwd | waren overbouwd | waren overbouwd | waren overbouwd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal overbouwd zijn | zult overbouwd zijn | zult overbouwd zijn | zult overbouwd zijn | zal overbouwd zijn | zullen overbouwd zijn | zullen overbouwd zijn | zullen overbouwd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou overbouwd zijn | zou overbouwd zijn | zou/zoudt overbouwd zijn | zoudt overbouwd zijn | zou overbouwd zijn | zouden overbouwd zijn | zouden overbouwd zijn | zouden overbouwd zijn |