opschakelen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van opschakelen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opschakelen | op te schakelen | ||||||
toekomend | zullen opschakelen op zullen schakelen |
te zullen opschakelen op te zullen schakelen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben opgeschakeld | te hebben opgeschakeld | ||||||
toekomend | opgeschakeld zullen hebben | opgeschakeld te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
opschakelend | opgeschakeld | ev. schakel op |
mv. verouderd schakelt op |
schakele op (bijzin) opschakele | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | schakel op | schakelt op | schakelt op | schakelt op | schakelt op | schakelen op | schakelen op | schakelen op | |
verleden (o.v.t.) | schakelde op | schakelde op | schakelde op | schakelde op | schakelde op | schakelden op | schakelden op | schakelden op | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal opschakelen | zult/zal opschakelen | zult/zal opschakelen | zult opschakelen | zal opschakelen | zullen opschakelen | zullen opschakelen | zullen opschakelen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opschakelen | zou opschakelen | zou(dt) opschakelen | zoudt opschakelen | zou opschakelen | zouden opschakelen | zouden opschakelen | zouden opschakelen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | opschakel | opschakelt | opschakelt | opschakelt | opschakelt | opschakelen | opschakelen | opschakelen | |
verleden (o.v.t.) | opschakelde | opschakelde | opschakelde | opschakelde | opschakelde | opschakelden | opschakelden | opschakelden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal opschakelen op zal schakelen |
zult/zal opschakelen op zult/zal schakelen |
zult/zal opschakelen op zult/zal schakelen |
zult opschakelen op zult schakelen |
zal opschakelen op zal schakelen |
zullen opschakelen op zullen schakelen |
zullen opschakelen op zullen schakelen |
zullen opschakelen op zullen schakelen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opschakelen op zou schakelen |
zou opschakelen op zou schakelen |
zou(dt) opschakelen op zou(dt) schakelen |
zoudt opschakelen op zoudt schakelen |
zou opschakelen op zou schakelen |
zouden opschakelen op zouden schakelen |
zouden opschakelen op zouden schakelen |
zouden opschakelen op zouden schakelen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb opgeschakeld | hebt opgeschakeld | hebt/heeft opgeschakeld | hebt opgeschakeld | heeft opgeschakeld | hebben opgeschakeld | hebben opgeschakeld | hebben opgeschakeld | |
verleden (v.v.t.) | had opgeschakeld | had opgeschakeld | had opgeschakeld | hadt opgeschakeld | had opgeschakeld | hadden opgeschakeld | hadden opgeschakeld | hadden opgeschakeld | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgeschakeld hebben | zal/zult opgeschakeld hebben | zult/zal opgeschakeld hebben | zult opgeschakeld hebben | zal opgeschakeld hebben | zullen opgeschakeld hebben | zullen opgeschakeld hebben | zullen opgeschakeld hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgeschakeld hebben | zou opgeschakeld hebben | zou/zoudt opgeschakeld hebben | zoudt opgeschakeld hebben | zou opgeschakeld hebben | zouden opgeschakeld hebben | zouden opgeschakeld hebben | zouden opgeschakeld hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm opgeschakeld worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt opgeschakeld | er is opgeschakeld | |||||||
verleden | er werd opgeschakeld | er was opgeschakeld | |||||||
toekomend | er zal opgeschakeld worden | er zal opgeschakeld zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou opgeschakeld worden | er zou opgeschakeld zijn |