opkuisen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van opkuisen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opkuisen | op te kuisen | ||||||||
toekomend | zullen opkuisen op zullen kuisen |
te zullen opkuisen op te zullen kuisen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben opgekuist | te hebben opgekuist | ||||||||
toekomend | opgekuist zullen hebben | opgekuist te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
opkuisend | opgekuist | ev. kuis op |
mv. verouderd kuist op |
kuise op (bijzin) opkuise | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | kuis op | kuist op | kuist op | kuist op | kuist op | kuisen op | kuisen op | kuisen op | |||
verleden (o.v.t.) | kuiste op | kuiste op | kuiste op | kuiste op | kuiste op | kuisten op | kuisten op | kuisten op | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opkuisen | zult/zal opkuisen | zult/zal opkuisen | zult opkuisen | zal opkuisen | zullen opkuisen | zullen opkuisen | zullen opkuisen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opkuisen | zou opkuisen | zou(dt) opkuisen | zoudt opkuisen | zou opkuisen | zouden opkuisen | zouden opkuisen | zouden opkuisen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | opkuis | opkuist | opkuist | opkuist | opkuist | opkuisen | opkuisen | opkuisen | |||
verleden (o.v.t.) | opkuiste | opkuiste | opkuiste | opkuiste | opkuiste | opkuisten | opkuisten | opkuisten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opkuisen op zal kuisen |
zult/zal opkuisen op zult/zal kuisen |
zult/zal opkuisen op zult/zal kuisen |
zult opkuisen op zult kuisen |
zal opkuisen op zal kuisen |
zullen opkuisen op zullen kuisen |
zullen opkuisen op zullen kuisen |
zullen opkuisen op zullen kuisen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opkuisen op zou kuisen |
zou opkuisen op zou kuisen |
zou(dt) opkuisen op zou(dt) kuisen |
zoudt opkuisen op zoudt kuisen |
zou opkuisen op zou kuisen |
zouden opkuisen op zouden kuisen |
zouden opkuisen op zouden kuisen |
zouden opkuisen op zouden kuisen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb opgekuist | hebt opgekuist | hebt/heeft opgekuist | hebt opgekuist | heeft opgekuist | hebben opgekuist | hebben opgekuist | hebben opgekuist | |||
verleden (v.v.t.) | had opgekuist | had opgekuist | had opgekuist | hadt opgekuist | had opgekuist | hadden opgekuist | hadden opgekuist | hadden opgekuist | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgekuist hebben | zal/zult opgekuist hebben | zult/zal opgekuist hebben | zult opgekuist hebben | zal opgekuist hebben | zullen opgekuist hebben | zullen opgekuist hebben | zullen opgekuist hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgekuist hebben | zou opgekuist hebben | zou/zoudt opgekuist hebben | zoudt opgekuist hebben | zou opgekuist hebben | zouden opgekuist hebben | zouden opgekuist hebben | zouden opgekuist hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm opgekuist worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt opgekuist | er is opgekuist | |||||||||
verleden | er werd opgekuist | er was opgekuist | |||||||||
toekomend | er zal opgekuist worden | er zal opgekuist zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou opgekuist worden | er zou opgekuist zijn | |||||||||
lijdende vorm opgekuist worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opgekuist worden | opgekuist te worden | ||||||||
toekomend | opgekuist zullen worden | opgekuist te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | opgekuist zijn | opgekuist te zijn | ||||||||
toekomend | opgekuist zullen zijn | opgekuist te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word opgekuist | wordt opgekuist | wordt opgekuist | wordt opgekuist | wordt opgekuist | worden opgekuist | worden opgekuist | worden opgekuist | |||
verleden (o.v.t.) | werd opgekuist | werd opgekuist | werd opgekuist | werdt opgekuist | werd opgekuist | werden opgekuist | werden opgekuist | werden opgekuist | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opgekuist worden | zult opgekuist worden | zult opgekuist worden | zult opgekuist worden | zal opgekuist worden | zullen opgekuist worden | zullen opgekuist worden | zullen opgekuist worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opgekuist worden | zou opgekuist worden | zou/zoudt opgekuist worden | zoudt opgekuist worden | zou opgekuist worden | zouden opgekuist worden | zouden opgekuist worden | zouden opgekuist worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben opgekuist | bent opgekuist | bent/is opgekuist | zijt opgekuist | is opgekuist | zijn opgekuist | zijn opgekuist | zijn opgekuist | |||
verleden (v.v.t.) | was opgekuist | was opgekuist | was opgekuist | waart opgekuist | was opgekuist | waren opgekuist | waren opgekuist | waren opgekuist | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgekuist zijn | zult opgekuist zijn | zult opgekuist zijn | zult opgekuist zijn | zal opgekuist zijn | zullen opgekuist zijn | zullen opgekuist zijn | zullen opgekuist zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgekuist zijn | zou opgekuist zijn | zou/zoudt opgekuist zijn | zoudt opgekuist zijn | zou opgekuist zijn | zouden opgekuist zijn | zouden opgekuist zijn | zouden opgekuist zijn |