ontbijt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·bijt
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ontbijt ontbijten
verkleinwoord ontbijtje ontbijtjes

Zelfstandig naamwoord

het ontbijto

  1. (voeding) eerste maaltijd van de dag
    • Het is een slechte gewoonte om 's ochtends geen ontbijt te nuttigen. 
     Ze hadden een ontbijt voor me klaargezet dat ik snel en zo stil mogelijk opat.[2]
     Ze maakte ontbijt voor hem klaar en wilde de volgende nacht plannen, of de avond of allebei. Omdat ze geen grote uitgaven had gehad, had ze kunnen sparen van haar kleine loon van de winkel, ze wilde hem vanavond heel graag uitnodigen voor een etentje.[3]
Hyponiemen
Spreekwoorden
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
ontbijten

ontbijt

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van ontbijten
  2. gebiedende wijs van ontbijten
Spreekwoorden

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. ontbijt op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628265
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be