ondergraven/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van ondergraven
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		ondergraven			onder te graven
	toekomend		zullen ondergraven onder zullen graven			te zullen ondergraven onder te zullen graven
voltooid	tegenwoordig		hebben ondergegraven			te hebben ondergegraven
	toekomend		ondergegraven zullen hebben			ondergegraven te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	ondergravend		ondergegraven			ev. graaf onder	mv. verouderd graaft onder	grave onder (bijzin) ondergrave
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	graaf onder	graaft onder	graaft onder	graaft onder	graaft onder	graven onder	graven onder	graven onder
verleden (o.v.t.)	groef onder	groef onder	groef onder	groef onder	groef onder	groeven onder	groeven onder	groeven onder
toekomend (o.t.t.t.)	zal ondergraven	zult/zal ondergraven	zult/zal ondergraven	zult ondergraven	zal ondergraven	zullen ondergraven	zullen ondergraven	zullen ondergraven
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ondergraven	zou ondergraven	zou(dt) ondergraven	zoudt ondergraven	zou ondergraven	zouden ondergraven	zouden ondergraven	zouden ondergraven
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	ondergraaf	ondergraaft	ondergraaft	ondergraaft	ondergraaft	ondergraven	ondergraven	ondergraven
verleden (o.v.t.)	ondergroef	ondergroef	ondergroef	ondergroef	ondergroef	ondergroeven	ondergroeven	ondergroeven
toekomend (o.t.t.t.)	zal ondergraven onder zal graven	zult/zal ondergraven onder zult/zal graven	zult/zal ondergraven onder zult/zal graven	zult ondergraven onder zult graven	zal ondergraven onder zal graven	zullen ondergraven onder zullen graven	zullen ondergraven onder zullen graven	zullen ondergraven onder zullen graven
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ondergraven onder zou graven	zou ondergraven onder zou graven	zou(dt) ondergraven onder zou(dt) graven	zoudt ondergraven onder zoudt graven	zou ondergraven onder zou graven	zouden ondergraven onder zouden graven	zouden ondergraven onder zouden graven	zouden ondergraven onder zouden graven
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb ondergegraven	hebt ondergegraven	hebt/heeft ondergegraven	hebt ondergegraven	heeft ondergegraven	hebben ondergegraven	hebben ondergegraven	hebben ondergegraven
verleden (v.v.t.)	had ondergegraven	had ondergegraven	had ondergegraven	hadt ondergegraven	had ondergegraven	hadden ondergegraven	hadden ondergegraven	hadden ondergegraven
toekomend (v.t.t.t.)	zal ondergegraven hebben	zal/zult ondergegraven hebben	zult/zal ondergegraven hebben	zult ondergegraven hebben	zal ondergegraven hebben	zullen ondergegraven hebben	zullen ondergegraven hebben	zullen ondergegraven hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou ondergegraven hebben	zou ondergegraven hebben	zou/zoudt ondergegraven hebben	zoudt ondergegraven hebben	zou ondergegraven hebben	zouden ondergegraven hebben	zouden ondergegraven hebben	zouden ondergegraven hebben
onpersoonlijke lijdende vorm ondergegraven worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt ondergegraven				er is ondergegraven
verleden	er werd ondergegraven				er was ondergegraven
toekomend	er zal ondergegraven worden				er zal ondergegraven zijn
voorwaardelijk	er zou ondergegraven worden				er zou ondergegraven zijn
lijdende vorm ondergegraven worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		ondergegraven worden			ondergegraven te worden
	toekomend		ondergegraven zullen worden			ondergegraven te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		ondergegraven zijn			ondergegraven te zijn
	toekomend		ondergegraven zullen zijn			ondergegraven te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word ondergegraven	wordt ondergegraven	wordt ondergegraven	wordt ondergegraven	wordt ondergegraven	worden ondergegraven	worden ondergegraven	worden ondergegraven
verleden (o.v.t.)	werd ondergegraven	werd ondergegraven	werd ondergegraven	werdt ondergegraven	werd ondergegraven	werden ondergegraven	werden ondergegraven	werden ondergegraven
toekomend (o.t.t.t.)	zal ondergegraven worden	zult ondergegraven worden	zult ondergegraven worden	zult ondergegraven worden	zal ondergegraven worden	zullen ondergegraven worden	zullen ondergegraven worden	zullen ondergegraven worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ondergegraven worden	zou ondergegraven worden	zou/zoudt ondergegraven worden	zoudt ondergegraven worden	zou ondergegraven worden	zouden ondergegraven worden	zouden ondergegraven worden	zouden ondergegraven worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben ondergegraven	bent ondergegraven	bent/is ondergegraven	zijt ondergegraven	is ondergegraven	zijn ondergegraven	zijn ondergegraven	zijn ondergegraven
verleden (v.v.t.)	was ondergegraven	was ondergegraven	was ondergegraven	waart ondergegraven	was ondergegraven	waren ondergegraven	waren ondergegraven	waren ondergegraven
toekomend (v.t.t.t.)	zal ondergegraven zijn	zult ondergegraven zijn	zult ondergegraven zijn	zult ondergegraven zijn	zal ondergegraven zijn	zullen ondergegraven zijn	zullen ondergegraven zijn	zullen ondergegraven zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou ondergegraven zijn	zou ondergegraven zijn	zou/zoudt ondergegraven zijn	zoudt ondergegraven zijn	zou ondergegraven zijn	zouden ondergegraven zijn	zouden ondergegraven zijn	zouden ondergegraven zijn

vervoeging van de bedrijvende vorm van ondergraven
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		ondergraven			te ondergraven
	toekomend		zullen ondergraven			te zullen ondergraven
voltooid	tegenwoordig		hebben ondergraven			te hebben ondergraven
	toekomend		ondergraven zullen hebben			ondergraven te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	ondergravend		ondergraven			ev. ondergraaf	mv. verouderd ondergraaft	ondergrave
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	ondergraaf	ondergraaft	ondergraaft	ondergraaft	ondergraaft	ondergraven	ondergraven	ondergraven
verleden (o.v.t.)	ondergroef	ondergroef	ondergroef	ondergroef	ondergroef	ondergroeven	ondergroeven	ondergroeven
toekomend (o.t.t.t.)	zal ondergraven	zult/zal ondergraven	zult/zal ondergraven	zult ondergraven	zal ondergraven	zullen ondergraven	zullen ondergraven	zullen ondergraven
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ondergraven	zou ondergraven	zou(dt) ondergraven	zoudt ondergraven	zou ondergraven	zouden ondergraven	zouden ondergraven	zouden ondergraven
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb ondergraven	hebt ondergraven	hebt/heeft ondergraven	hebt ondergraven	heeft ondergraven	hebben ondergraven	hebben ondergraven	hebben ondergraven
verleden (v.v.t.)	had ondergraven	had ondergraven	had ondergraven	hadt ondergraven	had ondergraven	hadden ondergraven	hadden ondergraven	hadden ondergraven
toekomend (v.t.t.t.)	zal ondergraven hebben	zal/zult ondergraven hebben	zult/zal ondergraven hebben	zult ondergraven hebben	zal ondergraven hebben	zullen ondergraven hebben	zullen ondergraven hebben	zullen ondergraven hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou ondergraven hebben	zou ondergraven hebben	zou/zoudt ondergraven hebben	zoudt ondergraven hebben	zou ondergraven hebben	zouden ondergraven hebben	zouden ondergraven hebben	zouden ondergraven hebben
onpersoonlijke lijdende vorm ondergraven worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt ondergraven				er is ondergraven
verleden	er werd ondergraven				er was ondergraven
toekomend	er zal ondergraven worden				er zal ondergraven zijn
voorwaardelijk	er zou ondergraven worden				er zou ondergraven zijn
lijdende vorm ondergraven worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		ondergraven worden			ondergraven te worden
	toekomend		ondergraven zullen worden			ondergraven te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		ondergraven zijn			ondergraven te zijn
	toekomend		ondergraven zullen zijn			ondergraven te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word ondergraven	wordt ondergraven	wordt ondergraven	wordt ondergraven	wordt ondergraven	worden ondergraven	worden ondergraven	worden ondergraven
verleden (o.v.t.)	werd ondergraven	werd ondergraven	werd ondergraven	werdt ondergraven	werd ondergraven	werden ondergraven	werden ondergraven	werden ondergraven
toekomend (o.t.t.t.)	zal ondergraven worden	zult ondergraven worden	zult ondergraven worden	zult ondergraven worden	zal ondergraven worden	zullen ondergraven worden	zullen ondergraven worden	zullen ondergraven worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ondergraven worden	zou ondergraven worden	zou/zoudt ondergraven worden	zoudt ondergraven worden	zou ondergraven worden	zouden ondergraven worden	zouden ondergraven worden	zouden ondergraven worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben ondergraven	bent ondergraven	bent/is ondergraven	zijt ondergraven	is ondergraven	zijn ondergraven	zijn ondergraven	zijn ondergraven
verleden (v.v.t.)	was ondergraven	was ondergraven	was ondergraven	waart ondergraven	was ondergraven	waren ondergraven	waren ondergraven	waren ondergraven
toekomend (v.t.t.t.)	zal ondergraven zijn	zult ondergraven zijn	zult ondergraven zijn	zult ondergraven zijn	zal ondergraven zijn	zullen ondergraven zijn	zullen ondergraven zijn	zullen ondergraven zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou ondergraven zijn	zou ondergraven zijn	zou/zoudt ondergraven zijn	zoudt ondergraven zijn	zou ondergraven zijn	zouden ondergraven zijn	zouden ondergraven zijn	zouden ondergraven zijn