omtuinen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van omtuinen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		omtuinen			te omtuinen
	toekomend		zullen omtuinen			te zullen omtuinen
voltooid	tegenwoordig		hebben omtuind			te hebben omtuind
	toekomend		omtuind zullen hebben			omtuind te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	omtuinend		omtuind			ev. omtuin	mv. verouderd omtuint	omtuine
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	omtuin	omtuint	omtuint	omtuint	omtuint	omtuinen	omtuinen	omtuinen
verleden (o.v.t.)	omtuinde	omtuinde	omtuinde	omtuinde	omtuinde	omtuinden	omtuinden	omtuinden
toekomend (o.t.t.t.)	zal omtuinen	zult/zal omtuinen	zult/zal omtuinen	zult omtuinen	zal omtuinen	zullen omtuinen	zullen omtuinen	zullen omtuinen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou omtuinen	zou omtuinen	zou(dt) omtuinen	zoudt omtuinen	zou omtuinen	zouden omtuinen	zouden omtuinen	zouden omtuinen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb omtuind	hebt omtuind	hebt/heeft omtuind	hebt omtuind	heeft omtuind	hebben omtuind	hebben omtuind	hebben omtuind
verleden (v.v.t.)	had omtuind	had omtuind	had omtuind	hadt omtuind	had omtuind	hadden omtuind	hadden omtuind	hadden omtuind
toekomend (v.t.t.t.)	zal omtuind hebben	zal/zult omtuind hebben	zult/zal omtuind hebben	zult omtuind hebben	zal omtuind hebben	zullen omtuind hebben	zullen omtuind hebben	zullen omtuind hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou omtuind hebben	zou omtuind hebben	zou/zoudt omtuind hebben	zoudt omtuind hebben	zou omtuind hebben	zouden omtuind hebben	zouden omtuind hebben	zouden omtuind hebben