omladen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van omladen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		omladen			om te laden
	toekomend		zullen omladen om zullen laden			te zullen omladen om te zullen laden
voltooid	tegenwoordig		hebben omgeladen			te hebben omgeladen
	toekomend		omgeladen zullen hebben			omgeladen te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	omladend		omgeladen			ev. laad om	mv. verouderd laadt om	lade om (bijzin) omlade
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	laad om	laadt om	laadt om	laadt om	laadt om	laden om	laden om	laden om
verleden (o.v.t.)	laadde om	laadde om	laadde om	laadde om	laadde om	laadden om	laadden om	laadden om
toekomend (o.t.t.t.)	zal omladen	zult/zal omladen	zult/zal omladen	zult omladen	zal omladen	zullen omladen	zullen omladen	zullen omladen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou omladen	zou omladen	zou(dt) omladen	zoudt omladen	zou omladen	zouden omladen	zouden omladen	zouden omladen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	omlaad	omlaadt	omlaadt	omlaadt	omlaadt	omladen	omladen	omladen
verleden (o.v.t.)	omlaadde	omlaadde	omlaadde	omlaadde	omlaadde	omlaadden	omlaadden	omlaadden
toekomend (o.t.t.t.)	zal omladen om zal laden	zult/zal omladen om zult/zal laden	zult/zal omladen om zult/zal laden	zult omladen om zult laden	zal omladen om zal laden	zullen omladen om zullen laden	zullen omladen om zullen laden	zullen omladen om zullen laden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou omladen om zou laden	zou omladen om zou laden	zou(dt) omladen om zou(dt) laden	zoudt omladen om zoudt laden	zou omladen om zou laden	zouden omladen om zouden laden	zouden omladen om zouden laden	zouden omladen om zouden laden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb omgeladen	hebt omgeladen	hebt/heeft omgeladen	hebt omgeladen	heeft omgeladen	hebben omgeladen	hebben omgeladen	hebben omgeladen
verleden (v.v.t.)	had omgeladen	had omgeladen	had omgeladen	hadt omgeladen	had omgeladen	hadden omgeladen	hadden omgeladen	hadden omgeladen
toekomend (v.t.t.t.)	zal omgeladen hebben	zal/zult omgeladen hebben	zult/zal omgeladen hebben	zult omgeladen hebben	zal omgeladen hebben	zullen omgeladen hebben	zullen omgeladen hebben	zullen omgeladen hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou omgeladen hebben	zou omgeladen hebben	zou/zoudt omgeladen hebben	zoudt omgeladen hebben	zou omgeladen hebben	zouden omgeladen hebben	zouden omgeladen hebben	zouden omgeladen hebben