nawuiven/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van nawuiven
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		nawuiven			na te wuiven
	toekomend		zullen nawuiven na zullen wuiven			te zullen nawuiven na te zullen wuiven
voltooid	tegenwoordig		hebben nagewuifd			te hebben nagewuifd
	toekomend		nagewuifd zullen hebben			nagewuifd te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	nawuivend		nagewuifd			ev. wuif na	mv. verouderd wuift na	wuive na (bijzin) nawuive
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	wuif na	wuift na	wuift na	wuift na	wuift na	wuiven na	wuiven na	wuiven na
verleden (o.v.t.)	wuifde na	wuifde na	wuifde na	wuifde na	wuifde na	wuifden na	wuifden na	wuifden na
toekomend (o.t.t.t.)	zal nawuiven	zult/zal nawuiven	zult/zal nawuiven	zult nawuiven	zal nawuiven	zullen nawuiven	zullen nawuiven	zullen nawuiven
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou nawuiven	zou nawuiven	zou(dt) nawuiven	zoudt nawuiven	zou nawuiven	zouden nawuiven	zouden nawuiven	zouden nawuiven
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	nawuif	nawuift	nawuift	nawuift	nawuift	nawuiven	nawuiven	nawuiven
verleden (o.v.t.)	nawuifde	nawuifde	nawuifde	nawuifde	nawuifde	nawuifden	nawuifden	nawuifden
toekomend (o.t.t.t.)	zal nawuiven na zal wuiven	zult/zal nawuiven na zult/zal wuiven	zult/zal nawuiven na zult/zal wuiven	zult nawuiven na zult wuiven	zal nawuiven na zal wuiven	zullen nawuiven na zullen wuiven	zullen nawuiven na zullen wuiven	zullen nawuiven na zullen wuiven
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou nawuiven na zou wuiven	zou nawuiven na zou wuiven	zou(dt) nawuiven na zou(dt) wuiven	zoudt nawuiven na zoudt wuiven	zou nawuiven na zou wuiven	zouden nawuiven na zouden wuiven	zouden nawuiven na zouden wuiven	zouden nawuiven na zouden wuiven
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb nagewuifd	hebt nagewuifd	hebt/heeft nagewuifd	hebt nagewuifd	heeft nagewuifd	hebben nagewuifd	hebben nagewuifd	hebben nagewuifd
verleden (v.v.t.)	had nagewuifd	had nagewuifd	had nagewuifd	hadt nagewuifd	had nagewuifd	hadden nagewuifd	hadden nagewuifd	hadden nagewuifd
toekomend (v.t.t.t.)	zal nagewuifd hebben	zal/zult nagewuifd hebben	zult/zal nagewuifd hebben	zult nagewuifd hebben	zal nagewuifd hebben	zullen nagewuifd hebben	zullen nagewuifd hebben	zullen nagewuifd hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou nagewuifd hebben	zou nagewuifd hebben	zou/zoudt nagewuifd hebben	zoudt nagewuifd hebben	zou nagewuifd hebben	zouden nagewuifd hebben	zouden nagewuifd hebben	zouden nagewuifd hebben
onpersoonlijke lijdende vorm nagewuifd worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt nagewuifd				er is nagewuifd
verleden	er werd nagewuifd				er was nagewuifd
toekomend	er zal nagewuifd worden				er zal nagewuifd zijn
voorwaardelijk	er zou nagewuifd worden				er zou nagewuifd zijn
lijdende vorm nagewuifd worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		nagewuifd worden			nagewuifd te worden
	toekomend		nagewuifd zullen worden			nagewuifd te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		nagewuifd zijn			nagewuifd te zijn
	toekomend		nagewuifd zullen zijn			nagewuifd te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word nagewuifd	wordt nagewuifd	wordt nagewuifd	wordt nagewuifd	wordt nagewuifd	worden nagewuifd	worden nagewuifd	worden nagewuifd
verleden (o.v.t.)	werd nagewuifd	werd nagewuifd	werd nagewuifd	werdt nagewuifd	werd nagewuifd	werden nagewuifd	werden nagewuifd	werden nagewuifd
toekomend (o.t.t.t.)	zal nagewuifd worden	zult nagewuifd worden	zult nagewuifd worden	zult nagewuifd worden	zal nagewuifd worden	zullen nagewuifd worden	zullen nagewuifd worden	zullen nagewuifd worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou nagewuifd worden	zou nagewuifd worden	zou/zoudt nagewuifd worden	zoudt nagewuifd worden	zou nagewuifd worden	zouden nagewuifd worden	zouden nagewuifd worden	zouden nagewuifd worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben nagewuifd	bent nagewuifd	bent/is nagewuifd	zijt nagewuifd	is nagewuifd	zijn nagewuifd	zijn nagewuifd	zijn nagewuifd
verleden (v.v.t.)	was nagewuifd	was nagewuifd	was nagewuifd	waart nagewuifd	was nagewuifd	waren nagewuifd	waren nagewuifd	waren nagewuifd
toekomend (v.t.t.t.)	zal nagewuifd zijn	zult nagewuifd zijn	zult nagewuifd zijn	zult nagewuifd zijn	zal nagewuifd zijn	zullen nagewuifd zijn	zullen nagewuifd zijn	zullen nagewuifd zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou nagewuifd zijn	zou nagewuifd zijn	zou/zoudt nagewuifd zijn	zoudt nagewuifd zijn	zou nagewuifd zijn	zouden nagewuifd zijn	zouden nagewuifd zijn	zouden nagewuifd zijn