Naar inhoud springen

mobiel

Uit WikiWoordenboek
  • mo·biel
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen mobiel mobieler mobielst
verbogen mobiele mobielere mobielste
partitief mobiels mobielers -

mobiel

  1. gemakkelijk verplaatsbaar of bewegend
    • Nu hij een auto heeft is hij veel mobieler geworden. 
     De tests gingen niet van een leien dakje. De eerste keer was er een probleem met de mobiele draagraket. Een systeem dat ventilatoren gebruikt om schadelijke gassen buiten te houden werkte niet naar behoren. De tweede keer ging het mis omdat medewerkers een ventiel niet hadden opengedraaid.[4]
  2. (telecommunicatie) met betrekking tot mobiele telefonie
     Over dat glazenwassen volgt een reeks associatieve mijmeringen („aphonismen”), droogkomische observaties en anekdotes: gehannes met dakbedekkers en anderen die een mobiel nummer van de klant nodig hebben, met zijn eigen universiteit – waar nu zelfs een kopje thee schenken niet meer gaat zonder mobieltje.[5]
  3. (militair) voorbereid om meteen de strijd aan te kunnen gaan
     De burgerwacht, die mobiel gemaakt was voor het bestrijden van straatrelletjes, werd de drager van de revolutie.[6]
1 enkelvoud meervoud
naamwoord mobiel mobielen
verkleinwoord mobieltje mobieltjes
2 enkelvoud meervoud
naamwoord mobiel mobiels
verkleinwoord mobieltje mobieltjes
3 enkelvoud meervoud
naamwoord mobiel mobielen
verkleinwoord mobieltje mobieltjes

mobiel o, m, v

  1. (kunst) kunstwerk dat door trillingen of luchtstromingen in beweging blijft, vaak doordat de samenstellende delen zo zijn verbonden dat ze telkens weer in een andere stand in evenwicht zijn
     Er is geen leukere versiering voor de kinderkamer denkbaar dan een mobiel, zo’n bewegend geheel van kleine figuurtjes die aan draadjes hangen en door het minste zuchtje tocht in beweging komen....[7]

mobiel m

  1. (telecommunicatie) telefoontoestel dat je bij je kan dragen (vooral het verkleinwoord "mobieltje" is gangbaar)
  2.  Ik bracht langzaam mijn mobiel tevoorschijn en maakte heel voorzichtig een aantal foto’s.[8]
  3. (verkeer) voertuig op wielen met eigen aandrijving (vooral als tweede deel van een samenstelling)
      Vóór ik de stad ook hier in deze reisschetsen verlaat, wil ik het Hotel Preanger, waar ik logeerde, en de autoverhuur» derij »Ardjoeno« (directeur de heer Bothma) bedanken voor hunne goede zorgen tijdens mijne rust — in het hotel — en mijn bewegen — in de »mobiel«.[9]
     Hij deed alsof hij de mobiel niet kende, alsof heel 't getrek hem niet aanging.[10]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[11]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. mobiel op website: Etymologiebank.nl
  3. "mobiel" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4. Bronlink geraadpleegd op 26 juni 2022 Weblink bron “NASA is klaar met uitvoeren van tests met maanraket” (27 juni 2022), NU.nl
  5. Bronlink geraadpleegd op 31 augustus 2024 Weblink bron
    Sjoerd de Jong
    “Socioloog Willem Schinkel blijft sociaal mobiel zonder een smartphone” (22 mei 2024) op nrc.nl op Wikipedia
  6. Bronlink geraadpleegd op 31 augustus 2024 Weblink bron
    R. Cornegoor
    Historische kroniek : Het verloop van revoluties in: Streven., jrg. 15 nr. 8 (mei 1962), Desclee de Brouwer, Brugge / Brussel / Leuven, p. 747
  7. Bronlink geraadpleegd op 31 augustus 2024 Weblink bron Helden op zeep, een bril die mooier maakt en nog véél meer! : Mobiel van glasscherven in: Margriet op Wikipedia, jrg. 1962 nr. 45 (10 november 1962), De Geïllustreerde Pers, Amsterdam, p. 2 kol. 4
  8. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  9. Bronlink geraadpleegd op 31 augustus 2024 Weblink bron
    Couperus, Louis
    “Oostwaarts” (1924), Leopold, 's-Gravenhage, p. 141
  10. Bronlink geraadpleegd op 31 augustus 2024 Weblink bron Het duivelstuig in:
    Poelhekke, M.A.P.C. (red.)
    Taalbloei : Letterkundig leesboek voor H.B.S., gymnasia, kweek- en normaalscholen (1909), J.B. Wolters, Groningen, p. 173
  11. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be