meevragen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van meevragen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | meevragen | mee te vragen | ||||||||
toekomend | zullen meevragen mee zullen vragen |
te zullen meevragen mee te zullen vragen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben meegevraagd | te hebben meegevraagd | ||||||||
toekomend | meegevraagd zullen hebben | meegevraagd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
meevragend | meegevraagd | ev. vraag mee |
mv. verouderd vraagt mee |
vrage mee (bijzin) meevrage | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | vraag mee | vraagt mee | vraagt mee | vraagt mee | vraagt mee | vragen mee | vragen mee | vragen mee | |||
verleden (o.v.t.) | vraagde meeª vroeg mee |
vraagde meeª vroeg mee |
vraagde meeª vroeg mee |
vraagde meeª vroeg mee |
vraagde meeª vroeg mee |
vraagden meeª vroegen mee |
vraagden meeª vroegen mee |
vraagden meeª vroegen mee | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal meevragen | zult/zal meevragen | zult/zal meevragen | zult meevragen | zal meevragen | zullen meevragen | zullen meevragen | zullen meevragen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou meevragen | zou meevragen | zou(dt) meevragen | zoudt meevragen | zou meevragen | zouden meevragen | zouden meevragen | zouden meevragen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | meevraag | meevraagt | meevraagt | meevraagt | meevraagt | meevragen | meevragen | meevragen | |||
verleden (o.v.t.) | meevraagdeª meevroeg |
meevraagdeª meevroeg |
meevraagdeª meevroeg |
meevraagdeª meevroeg |
meevraagdeª meevroeg |
meevraagdenª meevroegen |
meevraagdenª meevroegen |
meevraagdenª meevroegen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal meevragen mee zal vragen |
zult/zal meevragen mee zult/zal vragen |
zult/zal meevragen mee zult/zal vragen |
zult meevragen mee zult vragen |
zal meevragen mee zal vragen |
zullen meevragen mee zullen vragen |
zullen meevragen mee zullen vragen |
zullen meevragen mee zullen vragen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou meevragen mee zou vragen |
zou meevragen mee zou vragen |
zou(dt) meevragen mee zou(dt) vragen |
zoudt meevragen mee zoudt vragen |
zou meevragen mee zou vragen |
zouden meevragen mee zouden vragen |
zouden meevragen mee zouden vragen |
zouden meevragen mee zouden vragen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb meegevraagd | hebt meegevraagd | hebt/heeft meegevraagd | hebt meegevraagd | heeft meegevraagd | hebben meegevraagd | hebben meegevraagd | hebben meegevraagd | |||
verleden (v.v.t.) | had meegevraagd | had meegevraagd | had meegevraagd | hadt meegevraagd | had meegevraagd | hadden meegevraagd | hadden meegevraagd | hadden meegevraagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal meegevraagd hebben | zal/zult meegevraagd hebben | zult/zal meegevraagd hebben | zult meegevraagd hebben | zal meegevraagd hebben | zullen meegevraagd hebben | zullen meegevraagd hebben | zullen meegevraagd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou meegevraagd hebben | zou meegevraagd hebben | zou/zoudt meegevraagd hebben | zoudt meegevraagd hebben | zou meegevraagd hebben | zouden meegevraagd hebben | zouden meegevraagd hebben | zouden meegevraagd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm meegevraagd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt meegevraagd | er is meegevraagd | |||||||||
verleden | er werd meegevraagd | er was meegevraagd | |||||||||
toekomend | er zal meegevraagd worden | er zal meegevraagd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou meegevraagd worden | er zou meegevraagd zijn | |||||||||
lijdende vorm meegevraagd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | meegevraagd worden | meegevraagd te worden | ||||||||
toekomend | meegevraagd zullen worden | meegevraagd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | meegevraagd zijn | meegevraagd te zijn | ||||||||
toekomend | meegevraagd zullen zijn | meegevraagd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word meegevraagd | wordt meegevraagd | wordt meegevraagd | wordt meegevraagd | wordt meegevraagd | worden meegevraagd | worden meegevraagd | worden meegevraagd | |||
verleden (o.v.t.) | werd meegevraagd | werd meegevraagd | werd meegevraagd | werdt meegevraagd | werd meegevraagd | werden meegevraagd | werden meegevraagd | werden meegevraagd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal meegevraagd worden | zult meegevraagd worden | zult meegevraagd worden | zult meegevraagd worden | zal meegevraagd worden | zullen meegevraagd worden | zullen meegevraagd worden | zullen meegevraagd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou meegevraagd worden | zou meegevraagd worden | zou/zoudt meegevraagd worden | zoudt meegevraagd worden | zou meegevraagd worden | zouden meegevraagd worden | zouden meegevraagd worden | zouden meegevraagd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben meegevraagd | bent meegevraagd | bent/is meegevraagd | zijt meegevraagd | is meegevraagd | zijn meegevraagd | zijn meegevraagd | zijn meegevraagd | |||
verleden (v.v.t.) | was meegevraagd | was meegevraagd | was meegevraagd | waart meegevraagd | was meegevraagd | waren meegevraagd | waren meegevraagd | waren meegevraagd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal meegevraagd zijn | zult meegevraagd zijn | zult meegevraagd zijn | zult meegevraagd zijn | zal meegevraagd zijn | zullen meegevraagd zijn | zullen meegevraagd zijn | zullen meegevraagd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou meegevraagd zijn | zou meegevraagd zijn | zou/zoudt meegevraagd zijn | zoudt meegevraagd zijn | zou meegevraagd zijn | zouden meegevraagd zijn | zouden meegevraagd zijn | zouden meegevraagd zijn |
- (werkwoordsvormen gevolgd door ª zijn minder gebruikelijk)