meestijgen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van meestijgen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		meestijgen			mee te stijgen
	toekomend		zullen meestijgen mee zullen stijgen			te zullen meestijgen mee te zullen stijgen
voltooid	tegenwoordig		hebben meegestegen			te hebben meegestegen
	toekomend		meegestegen zullen hebben			meegestegen te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	meestijgend		meegestegen			ev. stijg mee	mv. verouderd stijgt mee	stijge mee (bijzin) meestijge
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	stijg mee	stijgt mee	stijgt mee	stijgt mee	stijgt mee	stijgen mee	stijgen mee	stijgen mee
verleden (o.v.t.)	steeg mee	steeg mee	steeg mee	steeg mee	steeg mee	stegen mee	stegen mee	stegen mee
toekomend (o.t.t.t.)	zal meestijgen	zult/zal meestijgen	zult/zal meestijgen	zult meestijgen	zal meestijgen	zullen meestijgen	zullen meestijgen	zullen meestijgen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou meestijgen	zou meestijgen	zou(dt) meestijgen	zoudt meestijgen	zou meestijgen	zouden meestijgen	zouden meestijgen	zouden meestijgen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	meestijg	meestijgt	meestijgt	meestijgt	meestijgt	meestijgen	meestijgen	meestijgen
verleden (o.v.t.)	meesteeg	meesteeg	meesteeg	meesteeg	meesteeg	meestegen	meestegen	meestegen
toekomend (o.t.t.t.)	zal meestijgen mee zal stijgen	zult/zal meestijgen mee zult/zal stijgen	zult/zal meestijgen mee zult/zal stijgen	zult meestijgen mee zult stijgen	zal meestijgen mee zal stijgen	zullen meestijgen mee zullen stijgen	zullen meestijgen mee zullen stijgen	zullen meestijgen mee zullen stijgen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou meestijgen mee zou stijgen	zou meestijgen mee zou stijgen	zou(dt) meestijgen mee zou(dt) stijgen	zoudt meestijgen mee zoudt stijgen	zou meestijgen mee zou stijgen	zouden meestijgen mee zouden stijgen	zouden meestijgen mee zouden stijgen	zouden meestijgen mee zouden stijgen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb meegestegen	hebt meegestegen	hebt/heeft meegestegen	hebt meegestegen	heeft meegestegen	hebben meegestegen	hebben meegestegen	hebben meegestegen
verleden (v.v.t.)	had meegestegen	had meegestegen	had meegestegen	hadt meegestegen	had meegestegen	hadden meegestegen	hadden meegestegen	hadden meegestegen
toekomend (v.t.t.t.)	zal meegestegen hebben	zal/zult meegestegen hebben	zult/zal meegestegen hebben	zult meegestegen hebben	zal meegestegen hebben	zullen meegestegen hebben	zullen meegestegen hebben	zullen meegestegen hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou meegestegen hebben	zou meegestegen hebben	zou/zoudt meegestegen hebben	zoudt meegestegen hebben	zou meegestegen hebben	zouden meegestegen hebben	zouden meegestegen hebben	zouden meegestegen hebben