meebeslissen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van meebeslissen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		meebeslissen			mee te beslissen
	toekomend		zullen meebeslissen mee zullen beslissen			te zullen meebeslissen mee te zullen beslissen
voltooid	tegenwoordig		hebben meebeslist			te hebben meebeslist
	toekomend		meebeslist zullen hebben			meebeslist te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	meebeslissend		meebeslist			ev. beslis mee	mv. verouderd beslist mee	beslisse mee (bijzin) meebeslisse
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	beslis mee	beslist mee	beslist mee	beslist mee	beslist mee	beslissen mee	beslissen mee	beslissen mee
verleden (o.v.t.)	besliste mee	besliste mee	besliste mee	besliste mee	besliste mee	beslisten mee	beslisten mee	beslisten mee
toekomend (o.t.t.t.)	zal meebeslissen	zult/zal meebeslissen	zult/zal meebeslissen	zult meebeslissen	zal meebeslissen	zullen meebeslissen	zullen meebeslissen	zullen meebeslissen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou meebeslissen	zou meebeslissen	zou(dt) meebeslissen	zoudt meebeslissen	zou meebeslissen	zouden meebeslissen	zouden meebeslissen	zouden meebeslissen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	meebeslis	meebeslist	meebeslist	meebeslist	meebeslist	meebeslissen	meebeslissen	meebeslissen
verleden (o.v.t.)	meebesliste	meebesliste	meebesliste	meebesliste	meebesliste	meebeslisten	meebeslisten	meebeslisten
toekomend (o.t.t.t.)	zal meebeslissen mee zal beslissen	zult/zal meebeslissen mee zult/zal beslissen	zult/zal meebeslissen mee zult/zal beslissen	zult meebeslissen mee zult beslissen	zal meebeslissen mee zal beslissen	zullen meebeslissen mee zullen beslissen	zullen meebeslissen mee zullen beslissen	zullen meebeslissen mee zullen beslissen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou meebeslissen mee zou beslissen	zou meebeslissen mee zou beslissen	zou(dt) meebeslissen mee zou(dt) beslissen	zoudt meebeslissen mee zoudt beslissen	zou meebeslissen mee zou beslissen	zouden meebeslissen mee zouden beslissen	zouden meebeslissen mee zouden beslissen	zouden meebeslissen mee zouden beslissen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb meebeslist	hebt meebeslist	hebt/heeft meebeslist	hebt meebeslist	heeft meebeslist	hebben meebeslist	hebben meebeslist	hebben meebeslist
verleden (v.v.t.)	had meebeslist	had meebeslist	had meebeslist	hadt meebeslist	had meebeslist	hadden meebeslist	hadden meebeslist	hadden meebeslist
toekomend (v.t.t.t.)	zal meebeslist hebben	zal/zult meebeslist hebben	zult/zal meebeslist hebben	zult meebeslist hebben	zal meebeslist hebben	zullen meebeslist hebben	zullen meebeslist hebben	zullen meebeslist hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou meebeslist hebben	zou meebeslist hebben	zou/zoudt meebeslist hebben	zoudt meebeslist hebben	zou meebeslist hebben	zouden meebeslist hebben	zouden meebeslist hebben	zouden meebeslist hebben