pakhuis

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pak·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pakhuis pakhuizen
verkleinwoord pakhuisje pakhuisjes

Zelfstandig naamwoord

pakhuis o

  1. een gebouw waar goederen worden opgeslagen
     Hij kon erg geestig en beeldend vertellen en beschreef hoe hij twintig jaar geleden in Londen zwaar in de ‘underground acid dance scene’ had gezeten, op illegale feesten in verlaten pakhuizen die soms wel drie dagen duurden.[1]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be