depot

Uit WikiWoordenboek
Depot

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • de·pot
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bewaargeving’ voor het eerst aangetroffen in 1789 [1]
  • afgeleid van het Franse dépôt (met het voorvoegsel de-) [2], van het Latijnse “deponere” (neerleggen) [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord depot depots
verkleinwoord depotje depotjes

Zelfstandig naamwoord

het depot m / o

  1. (handel) een opslag- of bewaarplaats voor goederen, handelswaar, vervoermiddelen of dieren
    • - De inbeslaggenomen goederen gaan voorlopig in depot totdat duidelijk is wat ermee moet gebeuren. 
    • - Het gezamenlijke depot voor de rijkscollecties van het Nederlands Openluchtmuseum, museum Paleis Het Loo, het Rijksmuseum en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed komt in Amersfoort. Dat maakte het Rijksmuseum donderdag bekend. Het CollectieCentrum Nederland (CC NL) wordt ontworpen door het Delftse architectenbureau Cepezed en zal in 2020 in gebruik worden genomen. Het Rijksmuseum slaat zijn kunst nu op in een depot in Lelystad.[4] 
  2. (oenologie) bezinksel op de bodem van een drankfles
    • Schenk de wijn voorzichtig in het glas, en let erop dat je het depot niet meeschenkt. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

  • Zie Wikipedia voor meer informatie. (Bezinksel)

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
depot depots

Zelfstandig naamwoord

depot

  1. depot
  2. goederenstation