levensboom

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  levensboom    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈlevənsbom/

Woordafbreking

• le·vens·boom

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  leven  en  boom  met het invoegsel -s-  die kan worden opgevat als een genitiefuitgang

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	levensboom	levensbomen
verkleinwoord	levensboompje	levensboompjes

Zelfstandig naamwoord

de levensboom m

1. (coniferen) naam voor coniferen uit het geslacht Thuja , oorspronkelijk groeiend in Oost-Azië en Noord-Amerika

   • Dr. Gachet zette op het graf van Van Gogh een levensboom neer waar Van Gogh zo van hield. 

2. (anatomie) deel van de kleine hersenen waarvan de vorm op een vertakte boomstam lijkt

   • De ongeschonden hersenschors onthult niet eens dat een doorsnede van de kleine hersenen, grillig vertakt, de zogenaamde levensboom vormt. 

3. (folklore) boom geplant bij de geboorte van een kind

   • Ook bij de huwelijksgebruiken speelt deze levensboom een rol. 

4. (figuurlijk) het bestaan als een ontwikkeling die iemand vanaf zijn geboorte doormaakt

   • Toch is onze levensboom geschud door de orkanen Gods. 

5. (religie) boom die de onderdelen van het heelal met elkaar verbindt (hindoeïsme, boeddhisten, Germanen)
6. (religie) boom met vruchten die onsterfelijk maken, in het bijzonder zoals beschreven in het Bijbelse paradijs (Gen. 2:9; 3:22; Spreuk. 11:30; Openb. 2:7; 22:2 en 22:14)

   • Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken 

7. (figuurlijk) (religie) (christelijk) geloof in Christus, dat immers tot eeuwig leven in het paradijs leidt
8. (figuurlijk) onuitputtelijke bron van vitaliteit
9. (religie) boom als heilige plaats om een godheid te vereren
10. (religie) (bij kabbalisten) symbolische voorstelling van het hele universum

    • Ook wij moeten leren onze wijsheid langs de levensboom omlaag te brengen en toe te passen in de gewone wereld. 

11. (kunst) beeld of afbeelding als symbool dat naar een van de hiervoor genoemde de religieuze of figuurlijke betekenissen verwijst

    • De levensboom bestaat uit een kronkelende tak met bloemen, waartussen vogels als pauwen, duiven en papegaaien zitten. 

12. bepaald runeteken; door nazi's gebruikt als symbool voor leven en door sommigen gebruikt als symbool voor extreem nationalisme

    • Hun logo is de Algizrune, ook wel levensboom genoemd (...) 

13. (bouwkunde) versiering in het bovenlicht boven een deur, vaak van gietijzer

    • De twee vensters van de zaadzolder op de verdieping bezitten diefijzers. In het bovenlicht van de voordeur zit een gietijzeren levensboom. 

Synoniemen

• [1] thuja
• [5] Yggdrasil (bij de Germanen)
• [6] eets chajiem (Jiddisch-Hebreeuws)

• 
  1. conifeer uit het geslacht Thuja
• 
  2. deel kleine hersenen dat op vertakte boomstam lijkt
• 
  5. boom die de onderdelen van het heelal met elkaar verbindt
• 
  6. boom in het paradijs met vruchten die onsterfelijk maken
• 
  10. symbolische voorstelling van het hele universum
• 
  11. heraldische afbeelding als symbool voor de levensboom
• 
  12. bepaald runeteken
• 
  13. versiering in het bovenlicht boven een deur

Hyperoniemen

• [1] cipresfamilie, coniferen, zaadplanten, naaktzadigen, landplanten, planten

Hyponiemen (in taxonomische zin)

• [1] reuzenlevensboom, westerse levensboom

Verwante begrippen

• oosterse levensboom

Gangbaarheid

• Het woord levensboom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

• [1] levensboom in het Nederlands Soortenregister N
• [1] levensboom op Wikidata