legboor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Legboor van een Gasteruption assectator op Wikipedia (nl)
Uitspraak
Woordafbreking
  • leg·boor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord legboor legboren
verkleinwoord legboortje legboortjes

Zelfstandig naamwoord

de legboorv / m

  1. (zoötomie) buisvormig orgaan aan het achterlijf van sommige vrouwelijke insecten, waarmee zij een gaatje boren om daarin hun eieren te leggen
Verwante begrippen
termen uit de entomologie:

Gangbaarheid

51 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be