leegmalen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van leegmalen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		leegmalen			leeg te malen
	toekomend		zullen leegmalen leeg zullen malen			te zullen leegmalen leeg te zullen malen
voltooid	tegenwoordig		hebben leeggemalen			te hebben leeggemalen
	toekomend		leeggemalen zullen hebben			leeggemalen te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	leegmalend		leeggemalen			ev. maal leeg	mv. verouderd maalt leeg	male leeg (bijzin) leegmale
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	maal leeg	maalt leeg	maalt leeg	maalt leeg	maalt leeg	malen leeg	malen leeg	malen leeg
verleden (o.v.t.)	maalde leeg	maalde leeg	maalde leeg	maalde leeg	maalde leeg	maalden leeg	maalden leeg	maalden leeg
toekomend (o.t.t.t.)	zal leegmalen	zult/zal leegmalen	zult/zal leegmalen	zult leegmalen	zal leegmalen	zullen leegmalen	zullen leegmalen	zullen leegmalen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou leegmalen	zou leegmalen	zou(dt) leegmalen	zoudt leegmalen	zou leegmalen	zouden leegmalen	zouden leegmalen	zouden leegmalen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	leegmaal	leegmaalt	leegmaalt	leegmaalt	leegmaalt	leegmalen	leegmalen	leegmalen
verleden (o.v.t.)	leegmaalde	leegmaalde	leegmaalde	leegmaalde	leegmaalde	leegmaalden	leegmaalden	leegmaalden
toekomend (o.t.t.t.)	zal leegmalen leeg zal malen	zult/zal leegmalen leeg zult/zal malen	zult/zal leegmalen leeg zult/zal malen	zult leegmalen leeg zult malen	zal leegmalen leeg zal malen	zullen leegmalen leeg zullen malen	zullen leegmalen leeg zullen malen	zullen leegmalen leeg zullen malen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou leegmalen leeg zou malen	zou leegmalen leeg zou malen	zou(dt) leegmalen leeg zou(dt) malen	zoudt leegmalen leeg zoudt malen	zou leegmalen leeg zou malen	zouden leegmalen leeg zouden malen	zouden leegmalen leeg zouden malen	zouden leegmalen leeg zouden malen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb leeggemalen	hebt leeggemalen	hebt/heeft leeggemalen	hebt leeggemalen	heeft leeggemalen	hebben leeggemalen	hebben leeggemalen	hebben leeggemalen
verleden (v.v.t.)	had leeggemalen	had leeggemalen	had leeggemalen	hadt leeggemalen	had leeggemalen	hadden leeggemalen	hadden leeggemalen	hadden leeggemalen
toekomend (v.t.t.t.)	zal leeggemalen hebben	zal/zult leeggemalen hebben	zult/zal leeggemalen hebben	zult leeggemalen hebben	zal leeggemalen hebben	zullen leeggemalen hebben	zullen leeggemalen hebben	zullen leeggemalen hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou leeggemalen hebben	zou leeggemalen hebben	zou/zoudt leeggemalen hebben	zoudt leeggemalen hebben	zou leeggemalen hebben	zouden leeggemalen hebben	zouden leeggemalen hebben	zouden leeggemalen hebben
onpersoonlijke lijdende vorm leeggemalen worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt leeggemalen				er is leeggemalen
verleden	er werd leeggemalen				er was leeggemalen
toekomend	er zal leeggemalen worden				er zal leeggemalen zijn
voorwaardelijk	er zou leeggemalen worden				er zou leeggemalen zijn
lijdende vorm leeggemalen worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		leeggemalen worden			leeggemalen te worden
	toekomend		leeggemalen zullen worden			leeggemalen te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		leeggemalen zijn			leeggemalen te zijn
	toekomend		leeggemalen zullen zijn			leeggemalen te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word leeggemalen	wordt leeggemalen	wordt leeggemalen	wordt leeggemalen	wordt leeggemalen	worden leeggemalen	worden leeggemalen	worden leeggemalen
verleden (o.v.t.)	werd leeggemalen	werd leeggemalen	werd leeggemalen	werdt leeggemalen	werd leeggemalen	werden leeggemalen	werden leeggemalen	werden leeggemalen
toekomend (o.t.t.t.)	zal leeggemalen worden	zult leeggemalen worden	zult leeggemalen worden	zult leeggemalen worden	zal leeggemalen worden	zullen leeggemalen worden	zullen leeggemalen worden	zullen leeggemalen worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou leeggemalen worden	zou leeggemalen worden	zou/zoudt leeggemalen worden	zoudt leeggemalen worden	zou leeggemalen worden	zouden leeggemalen worden	zouden leeggemalen worden	zouden leeggemalen worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben leeggemalen	bent leeggemalen	bent/is leeggemalen	zijt leeggemalen	is leeggemalen	zijn leeggemalen	zijn leeggemalen	zijn leeggemalen
verleden (v.v.t.)	was leeggemalen	was leeggemalen	was leeggemalen	waart leeggemalen	was leeggemalen	waren leeggemalen	waren leeggemalen	waren leeggemalen
toekomend (v.t.t.t.)	zal leeggemalen zijn	zult leeggemalen zijn	zult leeggemalen zijn	zult leeggemalen zijn	zal leeggemalen zijn	zullen leeggemalen zijn	zullen leeggemalen zijn	zullen leeggemalen zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou leeggemalen zijn	zou leeggemalen zijn	zou/zoudt leeggemalen zijn	zoudt leeggemalen zijn	zou leeggemalen zijn	zouden leeggemalen zijn	zouden leeggemalen zijn	zouden leeggemalen zijn