kalk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kalk
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘bouwmateriaal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kalk | - |
verkleinwoord | kalkje | kalkjes |
Zelfstandig naamwoord
kalk m
- (scheikunde) aanduiding voor een aantal alkalische zouten van calcium, zoals calciumoxide (ook wel ongebluste kalk), calciumhydroxide (gebluste kalk) en calciumcarbonaat en calciumwaterstofcarbonaat
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
aanduiding voor een aantal alkalische zouten van calcium
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kalken |
kalk
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalken
- Ik kalk.
- gebiedende wijs van kalken
- Kalk!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kalken
- Kalk je?
Gangbaarheid
- Het woord kalk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kalk" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "kalk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Gronings
Zelfstandig naamwoord
kalk
- (element)(scheikunde) calcium; scheikundig element met atoomnummer 20. Het is een zilverwit aardalkalimetaal
Afkorting
Limburgs
Periodiek systeem der elementen (lim) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Uitspraak
- IPA: /kɑlk/ (Etsbergs)
Zelfstandig naamwoord
kalk o
- kalk
- (scheikunde), (element) calcium
- atoomdeeltje van calcium.
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
geheel | gemuteerd | verkleind | gemuteerd verkleind | geheel | gemuteerd | verkleind | gemuteerd verkleind | |
nominatief | kalk | - | kelkske | - | kelker | - | kelkskes | - |
genitief | kalks | - | kelkskes | - | kelker | - | kelkskes | - |
locatief | kalkes | - | kalkeske | - | kalkese | - | kalkeskes | - |
datief | kalke | - | kelkske | - | kelker | - | kelkskes | - |
accusatief | kalk | - | kelkske | - | kelker | - | kelkskes | - |
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
kalk
- (element)(scheikunde) calcium; scheikundig element met atoomnummer 20. Het is een zilverwit aardalkalimetaal
- (scheikunde) kalk; aanduiding voor een aantal alkalische zouten van calcium [1], zoals calciumoxide (ook wel ongebluste kalk), calciumhydroxide (gebluste kalk) en calciumcarbonaat en calciumwaterstofcarbonaat
Afkorting
Synoniemen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Veluws
Zelfstandig naamwoord
kalk
- (scheikunde) kalk; aanduiding voor een aantal alkalische zouten van calcium, zoals calciumoxide (ook wel ongebluste kalk), calciumhydroxide (gebluste kalk) en calciumcarbonaat en calciumwaterstofcarbonaat
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Scheikunde in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Gronings
- Zelfstandig naamwoord in het Gronings
- Chemisch element in het Gronings
- Scheikunde in het Gronings
- Woorden in het Limburgs
- Woorden in het Limburgs met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Limburgs
- Scheikunde in het Limburgs
- Chemisch element in het Limburgs
- Woorden in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch
- Chemisch element in het Nedersaksisch
- Scheikunde in het Nedersaksisch
- Woorden in het Veluws
- Zelfstandig naamwoord in het Veluws
- Scheikunde in het Veluws