Naar inhoud springen

insult

Uit WikiWoordenboek
  • in·sult
enkelvoud meervoud
naamwoord insult insulten
verkleinwoord insultje insultjes

het insulto

  1. (medisch) een epileptische aanval, een toeval
    • Ook deze patiënte kreeg een insult en overleed later. 
  2. iets beledigends
    • Een insult tegen de homo's. 
75 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
insult insults

itch

  1. belediging
  2. (medisch) insult
vervoeging
onbepaalde wijs to  insult 
he/she/it  insults 
verleden tijd  insulted 
voltooid
deelwoord
 insulted 
onvoltooid
deelwoord
 insulting 
gebiedende wijs  insult 

itch

  1. overgankelijk beledigen, kwetsen