insult
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·sult
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | insult | insulten |
verkleinwoord | insultje | insultjes |
Zelfstandig naamwoord
insult o
- (medisch) een epileptische aanval, een toeval
- Ook deze patiënte kreeg een insult en overleed later.
- iets beledigends
- Een insult tegen de homo's.
Synoniemen
- [1] aanval, toeval
- [2] affront, belediging, krenking
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een epileptische aanval, een toeval
Gangbaarheid
- Het woord insult staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "insult" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be