insulten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·sul·ten

Zelfstandig naamwoord

de insultenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord insult


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
insultar

insulten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van insultar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van insultar