instituut
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·sti·tuut
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘instelling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1800 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | instituut | instituten |
verkleinwoord | instituutje | instituutjes |
Zelfstandig naamwoord
instituut o
- (maatschappij) instelling [1] voor onderzoek, onderwijs, verpleging e.d
- Een academisch instituut.
Opmerkingen
- De nadruk ligt (meer dan bij bijv. "instelling") bij "instituut" op het doel en/of de achterliggende gedachte
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord instituut staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "instituut" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Maatschappij in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %