mobiliteitsinstituut
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mo·bi·li·teits·in·sti·tuut
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van mobiliteit zn en instituut zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mobiliteitsinstituut | mobiliteitsinstituten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het mobiliteitsinstituut o
- organisatie die het personenvervoer onderzoekt
- ▸ Mobiliteitsinstituut: gebruik OV op 80 procent ten opzichte van 2019[1]
- ▸ De bewustwordingscampagne komt er niet zomaar. Volgens Vlaams minister van Mobiliteit Ben Weyts (N-VA) gebeuren in Vlaanderen alleen al elk jaar 7.000 ongevallen tussen voertuigen die onvoldoende afstand hielden. Uit cijfers van mobiliteitsinstituut Vias, het vroegere BIVV, blijkt dan weer dat er 66 dodelijke kop-staartaanrijdingen waren in 2016.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'mobiliteitsinstituut' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Mobiliteitsinstituut: gebruik OV op 80 procent ten opzichte van 2019” (16/6/2022), NOS
- ↑ Weblink bron pvm“Waarom een liedjestekst op het wegdek levens kan redden” (02/02/2018), De Standaard