inpekelen/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van inpekelen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		inpekelen			in te pekelen
	toekomend		zullen inpekelen in zullen pekelen			te zullen inpekelen in te zullen pekelen
voltooid	tegenwoordig		hebben ingepekeld			te hebben ingepekeld
	toekomend		ingepekeld zullen hebben			ingepekeld te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	inpekelend		ingepekeld			ev. pekel in	mv. verouderd pekelt in	pekele in (bijzin) inpekele
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
hoofdzin	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	pekel in	pekelt in	pekelt in	pekelt in	pekelt in	pekelen in	pekelen in	pekelen in
verleden (o.v.t.)	pekelde in	pekelde in	pekelde in	pekelde in	pekelde in	pekelden in	pekelden in	pekelden in
toekomend (o.t.t.t.)	zal inpekelen	zult/zal inpekelen	zult/zal inpekelen	zult inpekelen	zal inpekelen	zullen inpekelen	zullen inpekelen	zullen inpekelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou inpekelen	zou inpekelen	zou(dt) inpekelen	zoudt inpekelen	zou inpekelen	zouden inpekelen	zouden inpekelen	zouden inpekelen
bijzin	.. dat ik	.. dat jij, je	.. dat u	.. dat gij	.. dat hij, zij, het	.. dat wij	.. dat jullie	.. dat zij
tegenwoordig (o.t.t.)	inpekel	inpekelt	inpekelt	inpekelt	inpekelt	inpekelen	inpekelen	inpekelen
verleden (o.v.t.)	inpekelde	inpekelde	inpekelde	inpekelde	inpekelde	inpekelden	inpekelden	inpekelden
toekomend (o.t.t.t.)	zal inpekelen in zal pekelen	zult/zal inpekelen in zult/zal pekelen	zult/zal inpekelen in zult/zal pekelen	zult inpekelen in zult pekelen	zal inpekelen in zal pekelen	zullen inpekelen in zullen pekelen	zullen inpekelen in zullen pekelen	zullen inpekelen in zullen pekelen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou inpekelen in zou pekelen	zou inpekelen in zou pekelen	zou(dt) inpekelen in zou(dt) pekelen	zoudt inpekelen in zoudt pekelen	zou inpekelen in zou pekelen	zouden inpekelen in zouden pekelen	zouden inpekelen in zouden pekelen	zouden inpekelen in zouden pekelen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb ingepekeld	hebt ingepekeld	hebt/heeft ingepekeld	hebt ingepekeld	heeft ingepekeld	hebben ingepekeld	hebben ingepekeld	hebben ingepekeld
verleden (v.v.t.)	had ingepekeld	had ingepekeld	had ingepekeld	hadt ingepekeld	had ingepekeld	hadden ingepekeld	hadden ingepekeld	hadden ingepekeld
toekomend (v.t.t.t.)	zal ingepekeld hebben	zal/zult ingepekeld hebben	zult/zal ingepekeld hebben	zult ingepekeld hebben	zal ingepekeld hebben	zullen ingepekeld hebben	zullen ingepekeld hebben	zullen ingepekeld hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou ingepekeld hebben	zou ingepekeld hebben	zou/zoudt ingepekeld hebben	zoudt ingepekeld hebben	zou ingepekeld hebben	zouden ingepekeld hebben	zouden ingepekeld hebben	zouden ingepekeld hebben
onpersoonlijke lijdende vorm ingepekeld worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt ingepekeld				er is ingepekeld
verleden	er werd ingepekeld				er was ingepekeld
toekomend	er zal ingepekeld worden				er zal ingepekeld zijn
voorwaardelijk	er zou ingepekeld worden				er zou ingepekeld zijn
lijdende vorm ingepekeld worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		ingepekeld worden			ingepekeld te worden
	toekomend		ingepekeld zullen worden			ingepekeld te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		ingepekeld zijn			ingepekeld te zijn
	toekomend		ingepekeld zullen zijn			ingepekeld te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word ingepekeld	wordt ingepekeld	wordt ingepekeld	wordt ingepekeld	wordt ingepekeld	worden ingepekeld	worden ingepekeld	worden ingepekeld
verleden (o.v.t.)	werd ingepekeld	werd ingepekeld	werd ingepekeld	werdt ingepekeld	werd ingepekeld	werden ingepekeld	werden ingepekeld	werden ingepekeld
toekomend (o.t.t.t.)	zal ingepekeld worden	zult ingepekeld worden	zult ingepekeld worden	zult ingepekeld worden	zal ingepekeld worden	zullen ingepekeld worden	zullen ingepekeld worden	zullen ingepekeld worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou ingepekeld worden	zou ingepekeld worden	zou/zoudt ingepekeld worden	zoudt ingepekeld worden	zou ingepekeld worden	zouden ingepekeld worden	zouden ingepekeld worden	zouden ingepekeld worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben ingepekeld	bent ingepekeld	bent/is ingepekeld	zijt ingepekeld	is ingepekeld	zijn ingepekeld	zijn ingepekeld	zijn ingepekeld
verleden (v.v.t.)	was ingepekeld	was ingepekeld	was ingepekeld	waart ingepekeld	was ingepekeld	waren ingepekeld	waren ingepekeld	waren ingepekeld
toekomend (v.t.t.t.)	zal ingepekeld zijn	zult ingepekeld zijn	zult ingepekeld zijn	zult ingepekeld zijn	zal ingepekeld zijn	zullen ingepekeld zijn	zullen ingepekeld zijn	zullen ingepekeld zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou ingepekeld zijn	zou ingepekeld zijn	zou/zoudt ingepekeld zijn	zoudt ingepekeld zijn	zou ingepekeld zijn	zouden ingepekeld zijn	zouden ingepekeld zijn	zouden ingepekeld zijn