impacteren/vervoeging

vervoeging van de bedrijvende vorm van impacteren
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		impacteren			te impacteren
	toekomend		zullen impacteren			te zullen impacteren
voltooid	tegenwoordig		geïmpacteerd			te geïmpacteerd
	toekomend		geïmpacteerd zullen			geïmpacteerd te zullen
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	impacterend		geïmpacteerd			ev. impacteer	mv. verouderd impacteert	impactere
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	impacteer	impacteert	impacteert	impacteert	impacteert	impacteren	impacteren	impacteren
verleden (o.v.t.)	impacteerde	impacteerde	impacteerde	impacteerde	impacteerde	impacteerden	impacteerden	impacteerden
toekomend (o.t.t.t.)	zal impacteren	zult/zal impacteren	zult/zal impacteren	zult impacteren	zal impacteren	zullen impacteren	zullen impacteren	zullen impacteren
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou impacteren	zou impacteren	zou(dt) impacteren	zoudt impacteren	zou impacteren	zouden impacteren	zouden impacteren	zouden impacteren
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij