impacteerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • im·pac·teer·de

Werkwoord

vervoeging van
impacteren

impacteerde

  1. enkelvoud verleden tijd van impacteren
    • Ik impacteerde. 
    • Jij impacteerde. 
    • Hij, zij, het impacteerde.